3.1In overweging 3.1 van het eindvonnis van 20 december 2017 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Deze vaststelling is niet bestreden en vormt ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
Bij schriftelijke huurovereenkomst van 2 oktober 2008 heeft de Stichting aan [appellant] de woning aan de [adres] te [plaats] verhuurd, tegen een huurprijs van laatstelijk € 656,06 per maand.
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Huurvoorwaarden Huurovereenkomst zelfstandige woonruimte. Hierin is onder meer opgenomen dat de huurder het gehuurde zal gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt en ervoor zal zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde bevinden. Verder is hierin opgenomen dat het de huurder niet is toegestaan de woning bedrijfsmatig te gebruiken en in het gehuurde hennep te kweken of andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
Op 3 mei 2017 heeft de politie bij een doorzoeking van de woning 9,42 kilogram aan henneptoppen, 131,57 kilogram aan hennepplanten en een gaspistool aangetroffen. Het Hennepinformatiebericht/Gegevensset van de politie vermeldt onder meer dat toen op de zolder van de woning een in werking zijnde hennepknipperij is aangetroffen. Daarbij zijn naast [appellant] negen personen aangetroffen en als verdachten aangemerkt.
Als verklaring van een van de verdachten, [verdachte] , is in het proces-verbaal van de politie onder meer het volgende opgenomen (V = vraag, A = antwoord):
“V: Van wie is deze hennep-knipperij? A: Twee mannen, een van hen is een Turkse man die is ook de eigenaar van dat huis. (...) V: Is jou duidelijk geworden wie de eigenaar van de woning was, of wie de baas was? A: ja, de chef, de eigenaar van de woning, dat was een Turkse man. Ik weet niet wie die andere mensen waren. (...) V: Omschrijft die man met die pet eens? A: (...) Volgens mij was hij bevriend met de eigenaar, die Turk. Al dat hennep dat opgestapeld was volgens mij van die twee. (...) V: En die eigenaar van dat huis, omschrijf eens verder? A: Hij had een grijze blouse aan, grijs krullend haar, hij is niet groot, hij verkoopt drugs. Het huis is van hem. De anderen werken voor hem (…). (…) Ik heb ook nog meegekregen van de mensen dat er in dit huis vaker wordt geknipt.”
Op 8 mei 2017 heeft de Stichting [appellant] op het aantreffen van de hennepknipperij aangesproken en hem laten weten de huurovereenkomst te willen beëindigen. [appellant] heeft hiermee niet ingestemd.
Bij brief van 10 mei 2017 heeft de gemeente Etten-Leur [appellant] en de Stichting laten weten in verband met de aangetroffen hennepknipperij, henneptoppen en hennepplanten van plan te zijn een waarschuwing te geven voor overtreding van artikel 3 van de Opiumwet, in plaats van de woning direct voor drie maanden te sluiten.
Bij brieven van achtereenvolgens 15 mei en 6 juni 2017 heeft de Stichting [appellant] (nogmaals) de gelegenheid geboden de huurovereenkomst zelf op te zeggen. [appellant] heeft hierop beide keren afwijzend gereageerd.
Op 30 mei 2017 heeft [woonconsulent bij de stichting] , woonconsulent bij de Stichting, een buurtonderzoek uitgevoerd in de nabije omgeving van de woning van [appellant] . In de rapportage daarvan is vermeld dat meerdere buurtbewoners hebben verklaard dat [appellant] diverse vormen van overlast (heeft) veroorzaakt.