ECLI:NL:GHSHE:2019:2277

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
200.231.555_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschil over ontruiming en gebruiksvergoeding na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een huurder, aangeduid als [appellant], tegen Stichting Wonen Zuid, hierna te noemen Wonen Zuid. De huurder had de huurovereenkomst voor een woning opgezegd, maar heeft de sleutels niet ingeleverd en de woning niet ontruimd omdat hij gedetineerd was. Wonen Zuid vorderde in eerste aanleg de ontruiming van de woning en betaling van een gebruiksvergoeding, omdat de huurder de woning in gebruik hield na de beëindiging van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de vorderingen van Wonen Zuid toegewezen, waarna de huurder in hoger beroep ging.

Het hof heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst per 1 maart 2017 is geëindigd en dat de huurder de woning sindsdien zonder recht of titel in gebruik heeft gehouden. De huurder heeft aangevoerd dat hij toestemming had gegeven aan Wonen Zuid om de woning te betreden en de inboedel op te slaan, maar het hof verwerpt deze stelling. Het hof oordeelt dat de huurder op grond van artikel 7:225 BW een gebruiksvergoeding verschuldigd is voor de periode dat hij de woning in gebruik heeft gehouden na de beëindiging van de huurovereenkomst.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de huurder in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 25 juni 2019 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.231.555/01
arrest van 25 juni 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. A.F.G. Bergmans-Jeurissen te Sittard,
tegen
Stichting Wonen Zuid,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Wonen Zuid,
advocaat: mr. P.J.W.M. Theunissen te Roermond,
op het bij exploot van dagvaarding van 18 december 2017 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 20 september 2017, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellant] als gedaagde en Wonen Zuid als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5806352 \ CV EXPL 17-2404)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord met een productie;
  • de akte van [appellant] ;
  • de antwoordakte van Wonen Zuid.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
  • [appellant] is met ingang van 10 juni 2014 van Wonen Zuid de woning aan de [adres] te [plaats] gaan huren.
  • [appellant] heeft aan Wonen Zuid een huuropzeggingsformulier doen toekomen waarbij hij de huur van de woning heeft opgezegd per 28 februari 2017. Wonen Zuid heeft dit formulier op 10 januari 2017 ontvangen. De huurovereenkomst is hierdoor geëindigd met ingang van 1 maart 2017.
  • Bij brief van 11 januari 2017 heeft Wonen Zuid aan [appellant] meegedeeld dat de vooropname van de woning op 23 januari 2017 zal plaatsvinden en dat tijdens de vooropname een afspraak zal worden gemaakt voor een eindcontrole van de woning.
  • [appellant] is op 21 januari 2017 aangehouden door de politie en verblijft sindsdien in detentie. Hij heeft daardoor niet kunnen verschijnen bij de geplande vooropname van de woning op 23 januari 2017.
  • Begin februari 2017 heeft Wonen Zuid via de deurwaarder vernomen dat [appellant] gedetineerd was in de penitentiaire inrichting te [vestigingsplaats] (hierna: de PI).
  • Wonen Zuid heeft vervolgens op 9 februari 2017 telefonisch contact opgenomen met de casemanager van [appellant] bij de PI. Volgens het door Wonen Zuid overgelegde overzicht ‘Interactielogposten’ heeft dit gesprek plaatsgevonden om 10:40 uur en is daarvan de volgende notitie gemaakt:
‘hij weet niet of mijnheer sleutels in de PI heeft van zijn woning.
hij gaat mijnheer vragen met ons telefonisch contact op te nemen.
eventueel kunnen we met afstandsverklaring de sleutels ook afhalen daar.
- Dezelfde dag heeft de casemanager teruggebeld naar Wonen Zuid. Volgens het overzicht ‘Interactielogposten’ heeft dit gesprek plaatsgevonden om 12:00 uur en is daarvan de volgende notitie gemaakt:
‘hij had huurder gesproken en hij had gezegd dat hij zijn woning moet leegmaken en of sleutels moet inleveren. Mijnheer had gezegd dat we zijn spullen maar netjes op slaan......
aangegeven dat dit niet de bedoeling is want anders moeten we dagvaarden en alle kosten komen voor zijn rekening. (…) aangegeven dat ik hem een mail stuur met alle opties en dat hij dit met hem kan bespreken.’
- Wonen Zuid heeft vervolgens bij e-mail van 13 februari 2017 onder meer het volgende meegedeeld aan de casemanager van [appellant] bij de PI:
‘Huur opgezegd
Mijnheer zelf heeft per 1-3-2017 de huur opgezegd. Normaliter worden er bij een opzegging een voorcontrole en een eindcontrole ingepland. Omdat mijnheer gedetineerd is, is dit niet mogelijk.
Inleveren sleutels
Belangrijk is dat de sleutels worden ingeleverd. Daarnaast is het erg belangrijk dat de woning zo netjes mogelijk wordt opgeleverd en dat mijnheer een afstandsverklaring ondertekent.
Opstarten juridische procedure
Indien de sleutels niet tijdig worden ingeleverd (…) zijn wij genoodzaakt een juridische procedure op te starten (…). Alle kosten zijn daarbij voor rekening van Dhr. [appellant] .’
  • De casemanager van [appellant] heeft volgens het overzicht ‘Interactielogposten’ vervolgens op 16 februari 2017 telefonisch laten weten dat [appellant] niet gaat meewerken.
  • [appellant] heeft de sleutels van het gehuurde niet ingeleverd en de woning niet ontruimd.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vorderde Wonen Zuid in het geding bij de kantonrechter, na haar eis bij conclusie van repliek te hebben gewijzigd:
I. een verklaring voor recht dat de tussen partijen bestaand hebbende huurovereenkomst is geëindigd per 1 maart 2017 en dat [appellant] sindsdien zonder recht of titel de beschikking over het gehuurde behoudt;
II. veroordeling van [appellant] om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Wonen Zuid te stellen;
III. veroordeling van [appellant] om aan Wonen Zuid te betalen:
  • € 964,31 aan huurachterstand over de periode tot en met februari 2017, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 maart 2017;
  • € 688,53 aan gebruiksvergoeding over de maand maart 2017, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 maart 2017;
  • € 688,53 per maand vanaf april 2017 voor iedere maand of gedeelte van een maand dat [appellant] in gebreke blijft met de ontruiming van het gehuurde;
met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft Wonen Zuid, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende ten grondslag gelegd.
[appellant] heeft in strijd met het bepaalde in artikel 7:224 lid 1 BW de woning bij het eind van de huur niet ter vrije beschikking van Wonen Zuid gesteld. [appellant] moet de woning alsnog ontruimen en [appellant] is aan Wonen Zuid op de voet van artikel 7:225 BW een gebruiksvergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd over de periode tussen de beëindiging van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning.
3.2.3.
[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.
In het bestreden vonnis van 20 september 2017 heeft de kantonrechter de vorderingen van Wonen Zuid toegewezen.
3.3.1.
[appellant] heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Wonen Zuid.
3.3.2.
Wonen Zuid heeft de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Onbestreden onderdelen van het vonnis
3.4.1.
Het hof stelt voorop dat [appellant] geen grieven heeft gericht tegen:
  • de door de kantonrechter gegeven verklaring voor recht dat de huurovereenkomst per 1 maart 2017 is geëindigd;
  • de veroordeling van [appellant] om aan Wonen Zuid € 964,31 te voldoen ter zake huurachterstand over de periode tot en met februari 2017.
3.4.2.
Deze onderdelen van het vonnis staat in dit hoger beroep dus niet ter beoordeling. De opmerking van [appellant] op blz. 2 van de memorie van grieven dat hij het geschil in volle omvang aan het oordeel van het hof wil voorleggen doet daar niet aan af. Ook in het geding bij de kantonrechter heeft [appellant] deze onderdelen van de vordering van Wonen Zuid niet bestreden.
Met betrekking tot de grieven 1, 2 en 3: in gebruik houden woning en verschuldigdheid gebruiksvergoeding
3.5.1.
Het hof zal de grieven 1, 2 en 3 gezamenlijk behandelen. Door middel van deze grieven betoogt [appellant] dat hij de woning vanaf 1 maart 2017 niet in gebruik heeft gehouden. Volgens [appellant] heeft hij aan Wonen Zuid uitdrukkelijk toestemming gegeven om de woning per 1 maart 2017 te betreden, de roerende zaken van [appellant] op te slaan en de woning te verhuren aan een derde. Volgens [appellant] is het aan Wonen Zuid zelf te wijten dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de door [appellant] gegeven toestemming. [appellant] concludeert dat hij de woning niet in gebruik heeft gehouden en geen gebruiksvergoeding aan Wonen Zuid verschuldigd is.
3.5.2.
Het hof verwerpt deze grieven. Het hof neemt daarbij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking, die ten dele blijken uit het overzicht ‘Interactielogposten’, dat door [appellant] niet althans onvoldoende is bestreden.
  • [appellant] heeft op blz. 6 van de memorie van grieven erkend dat de sleutels van de woning bij zijn aanhouding in bewaring zijn genomen. Wonen Zuid heeft in overleg met de casemanager van [appellant] bij de PI getracht om afgifte van de sleutels de verkrijgen. Deze pogingen hebben geen succes gehad. Op 16 februari 2017 heeft de casemanager aan Wonen Zuid meegedeeld dat [appellant] niet gaat meewerken.
  • [appellant] heeft van Wonen Zuid verlangd dat Wonen Zuid de inboedel van [appellant] zou opslaan en [appellant] heeft geweigerd om van de inboedel afstand te doen. Naar het oordeel van het hof was het echter niet van Wonen Zuid te vergen om kosten te maken voor het laten opslaan van de inboedel van [appellant] . Ook op dit punt zijn de pogingen van Wonen Zuid om tot een oplossing te komen stukgelopen op de mededeling van de casemanager van [appellant] van 16 februari 2017, dat [appellant] niet gaat meewerken.
Bij deze stand van zaken kan aan Wonen Zuid niet worden tegengeworpen dat zij niet eigener beweging, zonder rechterlijke titel, de woning heeft opengebroken en de roerende zaken van [appellant] daaruit heeft verwijderd. Het komt in de gegeven omstandigheden voor risico van [appellant] dat Wonen Zuid de ontruiming van de woning pas heeft kunnen bewerkstellingen nadat bij het bestreden vonnis van 20 september 2017 de vordering tot ontruiming was toegewezen.
3.5.3.
Het hof begrijpt uit het gestelde in de memorie van antwoord sub 3.7 (slotzin) en 4.1 dat Wonen Zuid de ontruiming op basis van het vonnis heeft laten uitvoeren kort nadat het vonnis van 20 september 2017 gewezen is. Dat Wonen Zuid na het vonnis nodeloos veel tijd heeft laten verstrijken tot de ontruiming is niet gesteld of gebleken. Bij deze stand van zaken is [appellant] tot het moment van de ontruiming de in artikel 7:225 BW bedoelde gebruiksvergoeding aan Wonen Zuid verschuldigd. De grieven 1, 2 en 3 kunnen daarom geen doel treffen.
Met betrekking tot grief 4: de veroordeling van [appellant] in de proceskosten
3.6.
Grief 4 is gericht tegen de veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het geding bij de kantonrechter. Het hof verwerpt deze grief. Omdat de grieven 1, 2 en 3 geen doel hebben getroffen, is [appellant] te beschouwen als de in het geding bij de kantonrechter geheel in het ongelijk gestelde partij. Het is daarom terecht dat hij in de proceskosten van dat geding is veroordeeld.
Conclusie en afwikkeling
3.7.
Omdat de grieven geen doel treffen, zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof zal deze proceskostenveroordeling, zoals door Wonen Zuid gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis van 20 september 2017;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten aan de zijde van Wonen Zuid tot op heden op € 726,-- aan griffierecht en op € 759,-- aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en L.S. Frakes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 juni 2019.
griffier rolraadsheer