ECLI:NL:GHSHE:2019:2275
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een geldleningsovereenkomst tussen broers en de vraag van persoonlijke aansprakelijkheid en bedrog
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin een geldleningsovereenkomst tussen twee broers centraal staat. De appellant, [appellant], heeft in eerste aanleg verloren en is in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank die hem had veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 82.500,- aan zijn broer, [geïntimeerde]. De lening, die op 29 september 2011 werd aangegaan, betrof een bedrag van € 100.000,- met een contractuele rente van 8% per jaar. De appellant heeft tot nu toe een deel van de lening en rente afgelost, maar betwist de geldleningsovereenkomst en stelt dat hij onder druk heeft getekend, mede door gezondheidsproblemen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij verschillende stukken zijn ingediend, waaronder de dagvaarding en de memoria van grieven. De appellant heeft vier grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis van de rechtbank. De geïntimeerde heeft in zijn incidenteel appel ook grieven aangevoerd, gericht op de afwijzing van de vordering tegen de echtgenote van de appellant.
Het hof heeft geoordeeld dat de appellant voldoende tegenbewijs kan leveren tegen de stelling dat hij persoonlijk verbonden is voor de schuld. Tevens is het hof van mening dat de appellant zijn beroep op bedrog voldoende heeft gemotiveerd. Het hof heeft de appellant toegelaten tot bewijslevering en heeft verdere beslissingen aangehouden. De zaak is verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verhinderdata, met een zitting gepland voor 9 juli 2019.