In deze zaak gaat het om de afwikkeling van een beëindigde samenwerking tussen de vennootschappen Meubel- en Revalidatiestoffeerderij B.V. en Meubelstoffeerderij V.O.F. De samenwerking werd in 2010 beëindigd, waarna geschillen ontstonden over de huurovereenkomst van een bedrijfsruimte en de kosten van nutsvoorzieningen. De kantonrechter had eerder in twee vonnissen geoordeeld over de beëindiging van de huurovereenkomst en de vorderingen van beide partijen. In hoger beroep heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat de vordering van de geïntimeerde inzake waterverbruik niet kon worden toegewezen, omdat de appellante voldoende had aangetoond dat zij voor het waterverbruik had betaald. De vordering van de appellante inzake de kosten van gas en elektra werd wel toegewezen, omdat de geïntimeerde niet voldoende had onderbouwd dat zij deze kosten al had voldaan. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen van de kantonrechter en wees de vorderingen van de geïntimeerde af, terwijl het de vordering van de appellante toewijsde. De proceskosten werden voor beide instanties aan de geïntimeerde opgelegd.