Met inachtneming van deze uitgangspunten zal het hof het geleverde bewijs bespreken.
Getuige [directeur van beheer 1]heeft onder meer verklaard:
Als mij de eerste bewijsopdracht wordt voorgelezen, bevestig ik dat [de vof] ons in 2013 en 2014 niet heeft gewaarschuwd dat het voorschotbedrag van €17.100,= aanzienlijk te weinig zou zijn vanwege de slechte kwaliteit van de door [vastgoedbeheerder] aangeleverde cijfers.
Als mij de tweede bewijsopdracht wordt voorgelezen, dan zeg ik dat wij voor de in 2011, 2012 en 2013 gefactureerde en betaalde ‘overige werkzaamheden’ voor de in het dictum genoemde bedragen geen opdracht hebben gegeven.
Getuige [directeur van beheer 2]heeft onder meer verklaard:
Als de raadsheer-commissaris mij de eerste bewijsopdracht voorleest, dan zeg ik dat [de vof] mij in 2013 of 2014 niet heeft gewaarschuwd dat het bewuste voorschotbedrag aanzienlijk te weinig zou zijn vanwege de slechte kwaliteit van de door [vastgoedbeheerder] aangeleverde cijfers. Of [de vof] bij anderen die waarschuwing heeft gegeven, weet ik niet. Ik heb dat althans ook nooit van anderen vernomen. Ik ben al zo’n jaar of vijf niet meer belast met de dagelijkse gang van zaken in [beheer ] Beheer B.V. en de meeste van de aan haar geleerde vennootschappen. Mijn echtgenote [administratief medewerker] en ik plegen al jaren zo’n vijf maanden per jaar te overwinteren in het buitenland. Ik kan me niet meer herinneren of en in hoeverre ik in 2013 en 2014 me nog bezighield met de dagelijkse gang van zaken binnen de vennootschap. Sinds ik dat niet meer doe, doet mijn hier aanwezige dochter [dochter directeur beheer] dat.
Als mij de tweede bewijsopdracht wordt voorgelezen, dan zeg ik dat ik nooit opdracht heb gegeven voor meerwerk, daaronder versta ik: iets wat buiten het reguliere valt. Ik heb al sinds begin jaren ’90 een relatie met [de voorganger van de vof] , de voorganger van [de vof] . Wij wilden namelijk niet op uurbasis werken. Ik heb nooit vernomen dat anderen een dergelijke opdracht zouden hebben gegeven.
Getuige [administratief medewerker]heeft onder meer verklaard:
Mij wordt nu de eerste bewijsopdracht uit het arrest voorgelezen en getoond. In reactie daarop zeg ik dat ik van zo’n waarschuwing niets weet. Ik doe ook alleen maar de administratie. Van anderen heb ik ook nooit gehoord dat zij een dergelijke waarschuwing hebben ontvangen. Ik zelf krijg en betaal ook alleen maar de facturen, ook die van [de vof] .
Mij wordt de tweede bewijsopdracht uit het arrest voorgelezen en getoond. In reactie daarop zeg ik dat ik geen opdrachtgever ben. Ik krijg en betaal alleen facturen.
Getuige [medewerker van de vof 1]heeft onder meer verklaard:
Als mij de eerste bewijsopdracht wordt voorgelezen en wordt gezegd dat de in enquête gehoorde getuigen hebben verklaard dat de waarschuwing niet is gegeven, dan zeg ik het volgende. Tijdens de samenstelling van de jaarstukken over 2013, dat was in de periode van februari tot mei 2014, heb ik meermalen contact gehad met de hier aanwezige mevrouw [dochter directeur beheer] over de voortgang van de jaarrekening 2013 en toen aangegeven dat door de slechte kwaliteit van de door [vastgoedbeheerder] aangeleverde cijfers, het opmaken van de jaarstukken meer tijd zou vergen dan afhankelijk was voorzien en gehoopt. Ik heb mevrouw [dochter directeur beheer] in die telefonische contacten toen aangegeven dat we [vastgoedbeheerder] de kans hebben gegeven het een en ander zelf te herstellen en dat antwoorden op onze vragen bij ons opnieuw vragen opriepen en dat wij ons daardoor genoodzaakt zagen alle problemen dan maar zelf op te lossen. Ik heb haar toen ook aangegeven dat wij er dus meer tijd aan hebben besteed en moesten besteden, hetgeen tot meer te declareren uren zou leiden. In de mail die achter tabblad A van de vooraf toegestuurde stukken is ingebracht heeft mevrouw [dochter directeur beheer] dat ook zelf bevestigd.
(…)
Geconfronteerd met de tweede bewijsopdracht zeg ik het volgende: Sinds familie [appellante] en hun bedrijven in mijn klantenportefeuille zitten heb ik alle vragen, verzoeken, problemen en dergelijke die [appellante] senior, zijn echtgenote en mevrouw [dochter directeur beheer] mij hebben voorgelegd per telefoon of in e-mail steeds beschouwd als opdrachten en ook als zodanig behandeld. Gelet op de vertrouwensrelatie die er was is dat gewoon zo gegaan. Er is ons ook nooit gezegd dat dit niet mocht. Daarover in rekening gebrachte bedragen zijn al die jaren ook steeds door [appellante] betaald. Ik had nooit signalen ontvangen dat deze werkwijze niet tot tevredenheid van [appellante] was. (…) Gevraagd naar het onderscheid – overige werkzaamheden en reguliere werkzaamheden zoals jaarrekening en belastingaangiftes -, zeg ik dat we voor de laatste bedoelde reguliere werkzaamheden doorlopende opdrachten hadden. Daar werd dus ook geen separate opdracht meer voor ontvangen. Wat de losse opdrachten betreft: dat waren de overige werkzaamheden. Die deed ik alleen na verzoek zoals ik hiervoor heb aangegeven. Actief signaleerde ik ook nog wel eens wat en dan besprak ik dat met [appellante] . In mijn perceptie werd dat ook van mij verwacht. Anders kon ik mijn werk trouwens ook niet goed doen. Ik heb de vooraf ingestuurde bijlagen A t/m E opgesteld om duidelijk te maken hoe opdrachten pleegden te worden geven.
Getuige [medewerker van de vof 2]heeft onder meer verklaard:
Als de eerste bewijsopdracht mij wordt voorgelezen, zeg ik dat ik zelf destijds geen rechtstreeks contact met [appellante] heb gehad. In het voorjaar van 2014 heeft [medewerker van de vof 1] mij er wel meermalen op gewezen dat [vastgoedbeheerder] slecht werk leverde. [vastgoedbeheerder] deed het beheer en de exploitatie van de onroerende zaken voor [appellante] , maar op basis van hun gegevens konden wij geen correcte jaarstukken produceren. (…) Toen [medewerker van de vof 1] mij meldde dat we door het slechte werk van [vastgoedbeheerder] extra uren moesten maken, heb ik hem gevraagd of hij dat al met [appellante] besproken had. Gezien de goede relatie die [medewerker van de vof 1] al jaren met [appellante] had, durf ik zelfs dat aan hem wel over te laten. [medewerker van de vof 1] antwoordde mij toen dat hij bijna wekelijks contact had met iemand van [appellante] en dat hij dit probleem zelf al besproken had met de hier aanwezige mevrouw [dochter directeur beheer] . (…)
Geconfronteerd met de tweede bewijsopdracht zeg ik dat ik zelf geen opdracht heb ontvangen voor de bewuste werkzaamheden. Ik ga er wel vanuit dat die er waren en heb geen enkele aanleiding om te twijfelen aan wat [medewerker van de vof 1] daarover al in de stukken heeft gezegd.
De bijlagen A tot en met E waar getuige [medewerker van de vof 1] naar verwijst zijn producties die [de vof] voorafgaand aan de contra-enquête bij H-formulier van 27 februari 2019 heeft overgelegd.