[appellant] vordert herroeping van het arrest van dit hof van 25 september 2012, gewezen tussen [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] als appellanten en [geïntimeerde] als geïntimeerde. De zaak die heeft geleid tot het arrest van 25 september 2012, ging over het volgende (voor zover thans van belang).
[geïntimeerde] en haar (inmiddels overleden echtgenoot) [overleden echtgenoot] (hierna: [overleden echtgenoot] ) hebben vanaf
1 februari 2004 aan [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] het horecapand met woning aan de [adres] te [plaats] verhuurd. Vanaf februari 2007 tot en met april 2009 hebben [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] , vanwege gebreken aan het gehuurde, de huurbetaling voor het woongedeelte opgeschort. Voor de maand mei 2009 is deze huur niet betaald. Voor de maand oktober 2008 en de periode van januari 2009 tot en met mei 2009 is de huur voor het bedrijfsgedeelte niet betaald. Tot en met mei 2009 bedroeg de totale huurachterstand € 20.687,02.
Het verhuurde vertoonde gebreken, die door [geïntimeerde] en [overleden echtgenoot] zijn verholpen, na tussenkomst van Inbev Nederland en conform afspraak tussen partijen. De herstelwerkzaamheden hebben plaatsgevonden in oktober 2008 en de oplevering ervan op 10 april 2009. Wat toen nog niet goed was uitgevoerd, het sluitwerk van de ramen op de eerste etage van het woongedeelte, is in april 2009 afgerond.
[geïntimeerde] en [overleden echtgenoot] hebben in 2009 [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] , in verband met de opgelopen huurachterstand, gedagvaard voor de kantonrechter in Maastricht. Zij vorderden, kort samengevat, ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, betaling van de huurachterstand, met rente en kosten. In reconventie vorderden [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] een verklaring voor recht dat sprake is geweest van gebreken en dat zij zich ten aanzien van de huur voor het woongedeelte terecht hebben beroepen op hun opschortingsrecht. Tevens vorderden zij vermindering van de huurprijs van het woongedeelte tot nihil vanaf de aanvang van de huurovereenkomst tot 1 mei 2009 en veroordeling van [geïntimeerde] en [overleden echtgenoot] tot betaling van € 64.955,45 aan schadevergoeding alsmede buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en kosten.
De kantonrechter heeft bij vonnis d.d. 9 juni 2010 de vorderingen van [geïntimeerde] en [overleden echtgenoot] in grote lijnen toegewezen en de vorderingen van [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] in reconventie geheel afgewezen, met veroordeling van [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] in de proceskosten in conventie en in reconventie. Centraal in die beslissing stond het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] de door hen gestelde schadeposten niet nader hadden onderbouwd en gespecificeerd. [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] hebben vervolgens [geïntimeerde] in hoger beroep gedagvaard. Zij hebben in hoger beroep hun schadevergoedingsvordering vermeerderd tot een bedrag van € 153.670,29 en een niet nader begrote extra schadepost. In hun memorie van grieven stellen [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] :
“Het substantiële bewijsmateriaal ter onderbouwing van de aard en omvang van de gebreken en de daaruit voortvloeiende schades, zijn door [appellant] gerubriceerd in drie aparte klappers, die uiteraard bij de memorie worden gevoegd,(prod 1).”
In haar memorie van antwoord reageert [geïntimeerde] hierop als volgt:
“Opmerkelijk – en exemplarisch voor de wijze van procederen – is dat [appellant] wederom geen van zijn stellingen met stukken heeft onderbouwd. De aangekondigde stukken (drie (!) klappers, productie 1) zijn in ieder geval niet aan de raadsman van [overleden echtgenoot] verzonden en naar deze moet aannemen ook niet naar uw Gerechtshof.”
Het hof overwoog hieromtrent in het tussenarrest van 3 april 2012 als volgt:
“Alvorens op de zaak zelf in te gaan overweegt het hof het volgende:
1. In hun memorie van grieven maken appellanten als productie 1 melding van bewijsmateriaal in drie klappers. Deze productie is aanwezig in het griffiedossier. Geïntimeerde heeft in haar memorie van antwoord te kennen gegeven dat zij deze productie niet heeft ontvangen, zodat zij op de inhoud van de drie klappers niet kan reageren. Geïntimeerde wenst, indien de bewuste productie wel aan het hof blijkt te zijn overgelegd, alsnog de gelegenheid voor een inhoudelijke reactie te krijgen.
(…)
Allereerst dienen appellanten er zorg voor te dragen dat geïntimeerde, voor zover dat niet inmiddels is gebeurd, in het bezit van productie 1 bij memorie van grieven wordt gesteld. Verder dienen appellanten de gelegenheid te krijgen alsnog pleidooi te vragen. Wanneer zij van die gelegenheid gebruik maken, zal geïntimeerde bij pleidooi (mede) kunnen reageren op de inhoud van productie 1. Wanneer appellanten afzien van pleidooi, dient geïntimeerde de gelegenheid te krijgen bij aanvullende memorie van antwoord op de inhoud van productie 1 te reageren.”
[geïntimeerde] heeft na het tussenarrest een aanvullende memorie van antwoord genomen. Daarin deelt zij mee dat zij inmiddels de drie klappers van [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] had ontvangen, maar dat deze niet compleet waren. Zij stelt hieromtrent:
“Daarnaast ontbreekt een groot aantal bijlagen of wordt er naar bijlagen verwezen zonder inhoud. Meer specifiek ontbreekt onder meer bijlage 1b en 1c, alsook 3c, 8d, 8e, 12d, 17c, 17d. [appellant] verwijst naar bijlagen zonder inhoud meer specifiek onder meer bijlage 3d, 5b, 7e, 13c.”
Het hof overwoog hieromtrent in het eindarrest van 25 september 2012 als volgt:
“ [overleden echtgenoot] heeft, naar aanleiding van de ontvangst van de drie klappers die als productie 1 bij de memorie van grieven hoorden, opgemerkt dat niet alle daarin vermelde bijlagen zich in deze drie klappers bevinden. De inhoud van het stuk dat [overleden echtgenoot] als de van [appellant] ontvangen productie 1 heeft overgelegd, correspondeert met de inhoud van de drie klappers die zich in het griffiedossier bevinden. De stukken die [overleden echtgenoot] mist, ontbreken ook daarin, zodat die als niet overgelegd worden beschouwd. [appellant] krijgt niet nog eens de gelegenheid tot aanvulling van zijn stukken.”
Het hof heeft vervolgens in het eindarrest van 25 september 2012 de (negen) door [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] opgevoerde schadeposten, waarvan zij vergoeding vorderden, beoordeeld. Het hof oordeelde (kort gezegd) dat géén van de opgevoerde schadeposten voor vergoeding in aanmerking kwam, zodat er ook geen grond was voor verrekening met achterstallige huur. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en [appellant] en [appellante (zaaknummer 200.073.777) ] in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.
Tegen dit arrest is geen cassatie ingesteld zodat het in kracht van gewijsde is gegaan.