In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een geschil tussen twee buren over schadevergoeding als gevolg van vergiftiging van berkenbomen die zich in de tuin van de buren bevinden. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. P.F.M. Gulickx, hebben in hoger beroep een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. J. Wijnja. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin de procedure al eerder was behandeld. De appellanten hebben hun vorderingen in eerste aanleg geformuleerd, maar hebben in het hoger beroep een wijziging aangebracht in hun verzoeken. De appellanten hebben onder andere gevorderd dat de bomen die binnen 1 meter van de perceelgrens staan, verwijderd worden, en dat de geïntimeerde aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door de aanwezigheid van deze bomen. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de appellanten geen belang meer hebben bij de verwijdering van de bomen, omdat zij hun woning hebben verkocht. De schade die zij claimen, is niet voldoende onderbouwd, en het hof heeft geoordeeld dat de vordering van de geïntimeerde in conventie toewijsbaar is tot een lager bedrag dan eerder was toegewezen. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 25 juni 2019.