In het hoger beroep tegen de onder 3.5. vermelde beschikking voert de moeder in het beroepschrift - kort samengevat - het volgende aan.
De wijze waarop de moeder wordt gedwongen te procederen is in strijd met haar recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Nu het hoger beroep tegen een eerdere beschikking tot uithuisplaatsing van [minderjarige] nog aanhangig was, had de rechtbank in de bestreden beschikking niet een andere weg mogen inslaan met betrekking tot de plaatsing van [minderjarige] .
Ook de behandeling ter zitting door de rechtbank is zodanig geweest dat niet van een eerlijk proces kan worden gesproken. Zowel de moeder als haar broer, die haar in eerste aanleg bijstond als gemachtigde, is onvoldoende in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en mondeling verweer te voeren.
De rechtbank heeft verder ten onrechte overwogen zoals zij heeft gedaan over de benoeming van een bijzondere curator. De moeder is door de rechtbank onvoldoende ingelicht over de reden en het doel van deze benoeming.
Eveneens heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat zij voldoende zicht had op de mogelijkheden en onmogelijkheden van een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. De GI heeft door niet voortvarend te werken aan het in opdracht van de rechtbank in kaart brengen van de mogelijkheden tot terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder, deze terugplaatsing gefrustreerd. Zo zijn de contacten tussen de moeder en [minderjarige] maar zeer beperkt uitgebreid.
Ook heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat er forse zorgen zijn over de thuissituatie van de moeder die niet kunnen worden ondervangen. De moeder betwist dat zij haar huishouding niet op orde kan houden en dat zij meerdere keren hulpverleners aan de kant heeft geschoven. Verder is de verhouding met haar familieleden goed. De moeder ontkent dat zij voortdurend met [minderjarige] praat over problemen die zij met de vader en met de GI ervaart. Het is echter niet onlogisch dat de moeder [minderjarige] probeert uit te leggen dat de zaken anders liggen dan de vader en de GI tegen [minderjarige] vertellen. De moeder betwist ook dat zij in het bijzijn van [minderjarige] haar emoties niet kan bedwingen. Volgens de moeder valt dit niet te lezen in het verslag van Veilig Thuis d.d. 10 november 2018 over de melding van de [ziekenhuis] -arts. De rechtbank heeft verder ten onrechte overwogen dat de moeder moeite heeft met het bieden van structuur, waardoor [minderjarige] teveel haar eigen plan kan trekken. Het evaluatieverslag van mevrouw [naam] is daarvoor onvoldoende redengevend. De moeder betwist ten slotte dat zij aan [minderjarige] heeft uitgelegd dat de rechtbank met de beschikking van 12 september 2018 zonder meer een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder voor ogen stond. De moeder biedt bewijs aan door getuigen die kunnen verklaren over de thuissituatie van de moeder.
De moeder stelt voorts dat de rechtbank ten onrechte genoegen heeft genomen met de passieve rol van de raad, ten onrechte heeft overwogen dat een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder ook niet aan de orde kan zijn onder de voorwaarde dat zij op een internaat wordt geplaatst en ten onrechte heeft overwogen dat een psycholoog of gedragsdeskundige ten behoeve van [minderjarige] moet worden ingezet.
Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat van de moeder het hof verzocht om [minderjarige] te horen en om een deskundige te benoemen op de voet van artikel 810a lid 2 Rv. De moeder wil met een deskundigenonderzoek tegenbewijs leveren tegen de feitelijke vaststellingen en overwegingen van de rechtbank. Het belang van [minderjarige] verzet zich niet tegen een dergelijk onderzoek. Alleen op die manier kan er duidelijkheid voor [minderjarige] komen.
Op 27 mei 2019 is de moeder voor het eerst in het gezinshuis bij [minderjarige] op bezoek geweest. De huidige situatie van [minderjarige] is dramatisch.