ECLI:NL:GHSHE:2019:2200
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag van de moeder over de minderjarige en voogdij door de GI
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren in 2003. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het gezag over de minderjarige was beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (de GI) was benoemd tot voogd. De moeder verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om een gezagsbeëindigende maatregel af te wijzen.
De minderjarige was sinds 2010 onder toezicht gesteld van de GI en sinds 2016 uit huis geplaatst in een pleeggezin bij haar tante en oma. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige in een onveilige en instabiele opvoedingssituatie heeft geleefd en dat het gezag van de moeder beëindigd diende te worden om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De moeder had aangegeven dat zij niet wilde dat de minderjarige weer bij haar kwam wonen, wat het hof als een ernstige ontwikkelingsbedreiging beschouwde.
Het hof heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat de aanvaardbare termijn voor de minderjarige was verstreken. De minderjarige had zelf aangegeven geen contact met haar moeder te willen en was gehecht aan haar huidige opvoeders in het pleeggezin. De beslissing van het hof was om de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het gezag van de moeder werd beëindigd en de GI werd benoemd tot voogd.