Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
- de zaak in hoger beroep (zaaknummer 200.253.672/01);
- het incidenteel verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarheid bij voorraad (zaaknummer 200.253.672/02);
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. Palmen;
- mr. Van Gans, namens de vader;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mr. [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 23 november 2018;
- de brief van de GI van 20 maart 2019 met bijlagen;
- het V-formulier van de advocaat van de moeder van 11 april 2019 met als bijlage het raadsrapport van 21 maart 2019;
- het V-formulier van de advocaat van de moeder van 19 april 2019 met als bijlage de (eind-)beschikking van de rechtbank van 19 april 2019.
3.De beoordeling
- Bij beschikking van 21 december 2016 heeft de rechtbank de raad verzocht onderzoek te doen naar en advies uit te brengen over de mogelijkheden van een omgangsregeling en een informatieregeling onder aanhouding van iedere verdere beslissing.
- Bij beschikking van 5 juli 2017 heeft de rechtbank bepaald dat de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader voorlopig, tot daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder begeleiding van het aXiehuis (BOR-traject), waarbij de invulling en uitbreiding van het BOR-traject wordt overgelaten aan het aXiehuis.
- als
- als
- dat de moeder op straffe van een dwangsom van € 250,- per week dient mee te werken aan deze voorlopige omgangsregelingen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 5.000,-.
definitieveomgangsregeling waarbij [minderjarige] eenmaal in de veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot en met zondag 17.00 uur bij de vader verblijft. De rechtbank heeft ten laste van de moeder dwangmiddelen aan de nakoming verbonden indien zij haar medewerking hieraan niet verleent: een dwangsom van € 1.000,- per omgangsmoment met een maximum van € 5.000,-. De rechtbank heeft de GI gemachtigd om nakoming van de omgangsregeling te bewerkstelligen door op de moeder lijfsdwang toe te laten passen voor de duur van 24 uur indien zij de omgangsregeling niet nakomt nadat het maximale bedrag aan dwangsommen is verbeurd. Tot slot heeft de rechtbank de moeder een informatieplicht opgelegd om de vader ieder kwartaal schriftelijk te informeren over [minderjarige] .
voorlopigeomgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] .
nietwenst mee te werken aan onbegeleide contacten tussen de vader en [minderjarige] . Van concrete onderbouwde bezwaren, is echter niet gebleken. Integendeel, de vader investeert al bijna drie jaar om te komen tot een omgangsregeling met [minderjarige] en hij heeft bij herhaling laten zien dat voor hem de belangen van [minderjarige] prioriteit hebben waarbij hij zijn eigen behoeftes ondergeschikt maakt.
4.De beslissing
in zaaknummer 200.253.672/01:
in zaaknummer 200.253.672/02: