Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een huurgeschil tussen een verhuurder, aangeduid als [appellante], en haar huurders, gezamenlijk aangeduid als [geïntimeerden c.s.]. De zaak betreft de beëindiging van een huurovereenkomst voor een bungalow die door [geïntimeerden c.s.] wordt gehuurd sinds 1 maart 1994. [Appellante] heeft de huurovereenkomst opgezegd met het argument van dringend eigen gebruik, en heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht en ontruiming gevorderd. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen, wat leidde tot hoger beroep.
In het hoger beroep heeft [appellante] tien grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het bestreden vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerden c.s.] geen bezwaar heeft tegen de beëindiging van de huurovereenkomst en heeft de primaire vordering van [appellante] toegewezen. Het hof heeft bepaald dat de huurovereenkomst eindigt op 1 oktober 2019 en dat [geïntimeerden c.s.] de woning uiterlijk op die datum moet ontruimen. Tevens is een dwangsom van € 200,00 per dag opgelegd voor het geval van niet-naleving, met een maximum van € 20.000,00.
Daarnaast heeft het hof de vordering van [geïntimeerden c.s.] tot vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor de gemaakte kosten en de ongerechtvaardigde verrijking. De borg van € 227,00 moet wel worden teruggegeven aan [geïntimeerden c.s.]. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.