Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 4 december 2018 waarbij het hof een comparitie van partijen heeft bepaald;
- de akte van [appellante] ;
6.De verdere beoordeling
“Verklaren te zijn overeengekomen: onder de voorwaarden en bedingen als onderstaand en aan ommezijde vermeld.”. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de algemene voorwaarden die zij in deze procedure in het geding heeft gebracht (productie 1b bij inleidende dagvaarding), de voorwaarden zijn die op de ommezijde waren afgedrukt, zoals in de kredietovereenkomst is vermeld. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [geïntimeerde] de originele door partijen ondertekende kredietovereenkomst getoond. Op de ommezijde van deze akte waren geen voorwaarden vermeld. De achterzijde was blanco. In de kredietovereenkomst is verder nog opgenomen
“kredietnemer verklaart een exemplaar van deze overeenkomst en van de Algemene Voorwaarden te hebben ontvangen, van de inhoud daarvan kennis te hebben genomen en hiermee akkoord te gaan”. Het hof acht deze bepaling in dit geval onvoldoende om ervan uit te gaan dat de algemene voorwaarden zijn overeengekomen, omdat hetgeen eveneens in deze akte is vermeld over de afdruk aan de ommezijde, in strijd met de waarheid blijkt te zijn. Het hof passeert het door [geïntimeerde] gedane bewijsaanbod, omdat, gelet op het na de memorie van antwoord ontwikkelde partijdebat, van [geïntimeerde] mocht worden verlangd dat zij had aangegeven welke getuigen daarover een verklaring kunnen afleggen, hetgeen zij heeft nagelaten. [geïntimeerde] heeft ook niet aangevoerd op welke andere wijze de voorwaarden zijn overeengekomen dan door afdruk op de ommezijde van de kredietovereenkomst (door wie en wanneer zijn de voorwaarden aan [appellante] verstrekt?).
“gezamenlijk, zowel als ieder afzonderlijk”genoemd
“kredietnemer”.Verder is in de overeenkomst bepaald dat
“aan kredietnemer”een kredietfaciliteit is verleend tot een bedrag van maximaal € 35.000,00. Volgens [geïntimeerde] blijkt uit deze formulering de hoofdelijke aansprakelijkheid. Het hof is evenwel van oordeel dat deze formulering iets zegt over de verstrekking van het krediet, maar niet over de terugbetaling daarvan. Dat aan ‘kredietnemer’ zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk een kredietfaciliteit is verleend, betekent niet zonder meer dat de kredietnemers ieder afzonderlijk gehouden zijn om het geheel terug te betalen. Daarbij heeft het hof betrokken dat de tekst van de overeenkomst kennelijk is opgesteld door Ribank, dat [appellante] een consument is en dat, gelet op de verstrekkende consequenties, daarom een duidelijke(re) formulering nodig was.