In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij een machtiging voor gesloten jeugdhulp is verleend voor de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005. De minderjarige is opgenomen in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg Via Icarus te [vestigingsplaats]. De appellant, [appellant], is de minderjarige zelf, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.G.J.M. Boonen. De verweerster is het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Stein, vertegenwoordigd door mr. N. Oulad Abdelkrim. De moeder en vader van de minderjarige zijn ook betrokken als belanghebbenden.
De rechtbank heeft op 11 januari 2019 een machtiging gesloten jeugdhulp verleend, die van kracht was tot 11 juli 2019. [Appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met deze beslissing. Hij stelt dat zijn opgroei- en opvoedingsproblemen niet van dien aard zijn dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is. Het college heeft echter in zijn verweerschrift aangevoerd dat er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [appellant] belemmeren en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om zijn veiligheid en die van anderen te waarborgen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2019 zijn zowel [appellant] als vertegenwoordigers van het college en de raad gehoord. De raad heeft bevestigd dat er bij de machtiging sprake was van forse gedragsproblematiek, maar dat het nu beter gaat met [appellant]. Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp en heeft geconcludeerd dat aan deze vereisten is voldaan. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het meer of anders verzochte af.