Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 4827410 / rolnummer 16-2054)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
Op vragen van mr. Van den Biezenbos antwoord ik als volgt.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een verkeersongeval op 25 februari 2015 op de A67. Bij dit ongeval botste een DAF-vrachtwagen, bestuurd door de heer [bestuurder vrachtauto], achterop de vrachtwagen van [appellante]. De kern van het geschil betreft de vraag of de achterligger, [bestuurder vrachtauto], voldoende afstand heeft gehouden, zoals vereist door artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV). In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van [appellante] afgewezen, omdat zij niet in het bewijs is geslaagd dat de bestuurder van de DAF-vrachtwagen onzorgvuldig heeft gehandeld. Het hof heeft de grieven van [appellante] in hoger beroep verworpen en de eerdere vonnissen bekrachtigd. Het hof oordeelt dat [appellante] niet heeft aangetoond dat de botsing het gevolg was van een verkeersfout van [bestuurder vrachtauto]. De verklaringen van de getuigen, waaronder die van [bestuurder vrachtauto] en de monteur, ondersteunen de lezing van Achmea dat [appellante] onvoldoende ruimte heeft geboden bij het invoegen. Het hof concludeert dat de vordering van [appellante] niet kan slagen en veroordeelt haar in de proceskosten van het hoger beroep.