In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een installatiebedrijf voor schade aan een stacaravan die winterklaar gemaakt moest worden. De eigenaresse van de stacaravan, [geïntimeerde], heeft het installatiebedrijf, [appellanten c.s.], aangesproken op schade die is ontstaan na de werkzaamheden op 18 november 2015. De werkzaamheden omvatten onder andere het leegblazen van de waterleiding en het afsluiten van de gastoevoer. Op 18 december 2015 werd water-, rook- en vuurschade aan de stacaravan geconstateerd. [geïntimeerde] stelt dat het installatiebedrijf de hoofdwaterkraan en de gaskraan niet goed heeft afgesloten, wat heeft geleid tot de schade. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de verklaring voor recht toegewezen en [appellanten c.s.] veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 11.979,00, maar het meer of anders gevorderde is afgewezen.
[appellanten c.s.] heeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en in incidenteel appel twee grieven aangevoerd, waarbij zij een hogere schadevergoeding vordert. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de bewijslast voor de stelling dat de kranen open zijn gelaten bij [geïntimeerde] ligt. Het hof heeft [geïntimeerde] toegelaten om bewijs te leveren van haar stellingen en verdere beslissingen aangehouden. De zaak is verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verhinderdata.