14.1Bij tussenarrest van 16 januari 2018 heeft het hof bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht en de heer W. Steenhuisen van Poultry Consult [vestigingsnaam] benoemd tot deskundige ter beantwoording van de volgende vragen (met correctie van de nummering ervan):
Kunnen de waarden van zink, mangaan, natrium, chloride, ruw eiwit, ruwe as, ruw vet en vocht van het kippenvoer zoals vermeld in de bij de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie overgelegde producties 6 tot en met 9 veroorzaken dat de kippen meer drinken, de voeropname daalt van grofweg 120 gram opname per dag naar 80 gram (zie ook de cijfers die zijn vermeld in nr. 17 memorie van antwoord in principaal appel), de kippenmest zwart van kleur en veel te nat wordt, de eierproductie fors daalt en/of de eieren van mindere kwaliteit worden?
Is kippenvoer met de waarden van zink, mangaan, natrium, chloride, ruw eiwit, ruwe as, ruw vet en vocht van het kippenvoer zoals vermeld in de bij de conclusie van antwoord in conventie teven conclusie van eis in reconventie overgelegde producties 6 tot en met 9 geschikt als kippenvoer voor een bedrijf als door [geïntimeerden] wordt gevoerd? Is kippenvoer als omschreven in deze vraag geschikt voor een leghennenbedrijf in het algemeen?
Zijn ook andere oorzaken denkbaar voor symptomen als beschreven onder vraag 1, en hoe waarschijnlijk is het dat deze in de onderhavige kwestie een rol hebben gespeeld?
Luiden één of meer antwoorden op de aan u gestelde vragen anders indien de hieronder vermelde factor c. als volgt luidt: “- dat de kippen, in elk geval de kippen in stal 3, voor 6 februari 2013 al onder de norm leverden en in mei 2012 ziek zijn geweest”?
Heeft u verder nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de onderhavige zaak?
Wilt u bij elk antwoord aangeven of, en zo ja in welke mate, de volgende factoren hierbij van belang zijn:
het feit dat de kippen tot 6 februari 2013 zijn gevoerd met mais in combinatie met een complementvoer (nr. 5 antwoord in conventie en nr. 4 antwoord in reconventie) en zonder overgang vanaf 6 februari 2013 alleen met het onderhavige voer werden gevoerd;
de kippen in stal 3 kort na aanschaf in Duitsland een infectie hebben gehad. Het hof begrijpt dat de kippen omstreeks april 2012 in Duitsland zijn aangeschaft. [geïntimeerden] schrijft namelijk in nr. 48 memorie van antwoord in principaal appel dat de kippen in mei 2012 een infectie hebben gehad. De aantekeningen van [pluimvee dierenarts] (productie 8 antwoord in reconventie) vermelden op pag. 2 dat de kippen één week na opzet enorme problemen hadden bestaande uit dikke ogen/oogontsteking. In productie 10 bij antwoord in reconventie (zie ook nr. 17 memorie van grieven) is vermeld dat de uitslag van de GD van het onderzoek van 21 mei 2012 aangeeft dat er sprake is van spoelwormen, ontstoken voorste luchtwegen een infectie met het IB-virus en dat de dieren dikke koppen en dichte ogen hebben (zie ook nr. 48 memorie van antwoord in principaal appel);
dat de kippen, in elk geval de kippen in stal 3, voor 6 februari 2013 al onder de norm leverden (nr. 49 memorie van antwoord in principaal appel) en in augustus 2012 ziek zijn geweest (nr. 10 spreekaantekeningen [geïntimeerden] , gehecht aan proces-verbaal van comparitie);
e kippen in stal 4 eind januari 2013 uit de rui zijn gekomen (nr. 50 memorie van antwoord in principaal appel).