In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] 2018. De moeder, hierna te noemen 'de moeder', heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 11 december 2018 aangevochten, waarin haar gezag over het kind was beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: 'de GI') tot voogd was benoemd. De moeder verzocht het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en haar gezag te handhaven.
De mondelinge behandeling vond plaats op 14 mei 2019, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. A.J.J. Kreutzkamp. De Raad voor de Kinderbescherming en de GI waren ook vertegenwoordigd. De moeder voerde aan dat zij in staat is om voor haar kind te zorgen en dat er geen sprake is van onomkeerbare problemen die een gezagsbeëindiging rechtvaardigen. De raad en de GI stelden echter dat er grote zorgen zijn over de opvoedcapaciteiten van de moeder en de veiligheid van het kind, vooral gezien de problematiek van de vader.
Het hof oordeelde dat het gezag van de moeder terecht was beëindigd, omdat het kind ernstig in zijn ontwikkeling werd bedreigd en de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. Het hof bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukte dat de gezagsbeëindiging niet betekent dat de moeder haar rol als moeder niet kan vervullen. De GI zal de bezoekmomenten tussen de moeder en het kind verder vormgeven. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij ieder de eigen kosten draagt.