In deze zaak gaat het om de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een project. De werkgever heeft bij brief meegedeeld dat het project eindigt, wat volgens hem ook de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met zich meebrengt. De werknemer heeft echter loondoorbetaling gevorderd. Het hof heeft veronderstellenderwijs aangenomen dat de projectclausule niet rechtsgeldig is, omdat de einddatum niet objectief bepaalbaar is. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd, maar voor onbepaalde tijd geldt.
Desondanks heeft het hof geoordeeld dat de werknemer de brief van de werkgever als een opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft moeten opvatten. De werknemer had de mogelijkheid om tegen deze opzegging te ageren door een verzoekschrift in te dienen, maar heeft dit niet gedaan binnen de vervaltermijn. Hierdoor is de opzegging onaantastbaar geworden en is de vordering van de werknemer niet toewijsbaar.
Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor memorie van grieven aan de zijde van de appellante en heeft iedere verdere beslissing aangehouden. De uitspraak is gedaan op 4 juni 2019 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, Team Handelsrecht, en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.