In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vennootschap tegen de Gemeente Someren over de contractuele bevoegdheid van de gemeente om een perceel terug te kopen. De vennootschap had een overeenkomst met de gemeente gesloten voor de bouw van een mestvergistingsinstallatie, maar heeft hier niet aan voldaan. De gemeente heeft vervolgens haar recht van terugkoop ingeroepen. Het hof heeft in een tussenarrest de vennootschap opgedragen bewijs te leveren van een gesprek dat in mei 2013 heeft plaatsgevonden tussen een medewerker van de vennootschap en een ambtenaar van de gemeente. Na het horen van getuigen en het bestuderen van bewijsstukken, concludeert het hof dat de gemeente redelijkerwijs kon aannemen dat de vennootschap niet meer geïnteresseerd was in het project, waardoor het recht van terugkoop kon worden ingeroepen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de vennootschap af, waarbij de vennootschap wordt veroordeeld in de proceskosten.