ECLI:NL:GHSHE:2019:2000
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over hoofdelijkheid en beëindiging huurovereenkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen Stichting Woongoed en [geintimeerde 2] inzake een huurgeschil. [appellante] en [geintimeerde 2] huurden samen een woning van Woongoed. Na het vertrek van [appellante] uit de woning, heeft Woongoed een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van huurachterstand. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van Woongoed toegewezen.
In hoger beroep heeft [appellante] aangevoerd dat zij niet meer aansprakelijk is voor de huur, omdat zij de woning op 8 september 2016 zou hebben verlaten en zich op een ander adres heeft ingeschreven. Het hof oordeelt dat [appellante] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep tegen [geintimeerde 2], omdat zij niet tegen haar mede-gedaagde kan procederen. Het hof beperkt zich tot de rechtsverhouding tussen [appellante] en Woongoed.
Het hof concludeert dat de huurovereenkomst niet is geëindigd door het vertrek van [appellante] en dat zij hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de huur. De grief van [appellante] faalt, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. [appellante] wordt veroordeeld in de proceskosten. Het arrest is gewezen op 28 mei 2019.