Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6572424 CV EXPL 18-280)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
kanzijn.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee vennootschappen over de vraag wie de opdrachtgever was voor een aantal transporten die zijn uitgevoerd door een transportbedrijf. De appellante, een transportbedrijf, heeft op 18 en 19 april en op 2 en 4 mei 2017 transporten uitgevoerd tussen Best en Stratford upon Avon, Snitterfield (GB). De opdrachtgever zou een financiële holding zijn, maar de appellante stelt dat de opdracht door deze holding is verstrekt. De facturen voor de transporten zijn aanvankelijk op naam van een gelieerde vennootschap gesteld, maar later op naam van de financiële holding. De financiële holding heeft de vordering van de appellante bestreden, stellende dat de facturen onbetaald zijn gebleven door het faillissement van de gelieerde vennootschap. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vordering van de appellante afgewezen, omdat niet vast was komen te staan dat de opdracht door de financiële holding was verstrekt. In hoger beroep heeft de appellante grieven ingediend, maar het hof heeft deze grieven verworpen en het eindvonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelt dat de appellante niet voldoende heeft aangetoond dat de financiële holding de opdrachtgever was en dat de facturen niet op de juiste naam zijn gesteld. De kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van de appellante.