ECLI:NL:GHSHE:2019:1987

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
20-000760-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en wapenbezit in een gewelddadige confrontatie op de openbare weg

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en het voorhanden hebben van zware (semi)automatische wapens. De feiten vonden plaats op 15 januari 2014, toen de verdachte samen met een medeverdachte vanuit een rijdende auto schoot op een andere auto met vier inzittenden. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte nauw en bewust samenwerkten, waardoor het niet relevant was wie van beiden daadwerkelijk schoot. Het hof legde een zwaardere gevangenisstraf op, onder andere omdat de feiten zich op een openbare weg afspeelden, waar ook andere weggebruikers aanwezig waren, en omdat er zeer zware wapens zijn gebruikt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor een deel van de vrijspraak door de rechtbank, en bevestigde het vonnis voor het overige. De uitspraak is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000760-15
Uitspraak : 27 mei 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 26 februari 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-865013-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te Rotterdam op [geboortedag] 1962,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
wonende te [stad] , [land] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde (medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd) en van het onder feit 2 ten laste gelegde voor zover betrekking hebbende op een patroon (uit kamer Zastava) (7,62x39mm) (AAER0449NL) en ter zake van:
feit 1 subsidiair: medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 3: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek van voorarrest.
Verder heeft de rechtbank als bijkomende straf opgelegd de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen en als maatregel opgelegd de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep bevestigt, met uitzondering van de opgelegde straf en in zoverre opnieuw rechtdoende verdachte veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar en zes maanden.
Van de zijde van de verdachte is vrijspraak bepleit en een verweer met betrekking tot de straf gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder feit 2 ten laste gelegde met betrekking tot een patroon (uit kamer Zastava) (7.62 x 39 mm) (AAER0449NL). Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover het hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, behalve wat betreft de opgelegde sanctie. Het hof zal het vonnis dan ook slechts in zoverre vernietigen en opnieuw recht doen, met aanvulling van de gronden voor wat betreft de bewijsvoering. Het hof zal de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen en -overwegingen grotendeels overnemen en aanvullen en/of verbeteren. Hierbij merkt het hof expliciet op dat het zich niet verenigt met de overweging op pagina 8 van het vonnis vierde alinea, en deze derhalve niet overneemt.
Voor het overige verenigt het hof zich met de motivering waarop het beroepen vonnis berust.
Bewijsmiddelen
Bronnen
 Een eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, Districtelijke Opsporing Maasland, met registratienummer PL2100-2014004720, afgesloten op 6 mei 2014, in totaal 568 doorgenummerde bladzijden (hierna: het eindproces-verbaal);
 Stukken met betrekking tot de forensische opsporing (hierna: de FTO-map);
 Een deskundigenrapport betreffende DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute van 23 december 2014, opgemaakt en ondertekend door dr. P.J. Herbergs, forensisch DNA-deskundige;
 Een proces-verbaal Categorisering (onderdelen van) vuurwapens en (onderdelen van) munitie 2014004720-146 van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie;
 Een proces-verbaal van getuigenverhoor [medeverdachte] d.d. 31 oktober 2014 bij de rechter-commissaris;
 Een proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige A] d.d. 12 november 2014 bij de rechter-commissaris;
 Een proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige B] d.d. 15 juni 2016 bij de raadsheer-commissaris;
 Een proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige C] d.d. 4 april 2016 bij de raadsheer-commissaris;
 Een proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige D] d.d. 12 april 2016 bij de raadsheer-commissaris;
 Een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beide brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant, d.d. 19 november 2015.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
(…)
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het oordeel van het hof
Ten aanzien van feit 1
Op 15 januari 2014, omstreeks 08.15 uur, vond er een ongeval plaats op de T-kruising van de John F. Kennedybaan/Beatrixweg te Lithoijen, gemeente Oss. Een donderkleurige BMW, voorzien van het kenteken [kenteken] , kwam op de Beatrixweg in botsing met een lantaarnpaal en een taxibusje. De politie kreeg al snel hierna meldingen dat er bij dit verkeersongeval sprake was van een schietincident.
Het hof leidt uit de verklaringen van aangever [aangever] en getuige [getuige E] af dat er op 15 januari 2014 omstreeks 08.15 uur een schietincident heeft plaatsgevonden op de John F. Kennedybaan in Lithoijen, gemeente Oss. Bij dit schietincident waren drie personenauto’s betrokken, te weten een Volkswagen Jetta, een Audi A8 en een BMW.
Aangever [aangever] was bestuurder van de BMW. Medeverdachte [getuige C] heeft bij de politie verklaard dat ook hij in de BMW zat en deze verklaring bij de raadsheer-commissaris aangevuld in die zin dat [aangever] bestuurder was en naast hem en [getuige D] ook nog een vierde persoon in de auto heeft gezeten. Verder acht het hof genoegzaam komen vast te staan dat ook medeverdachte [getuige D] inzittende van de BMW was. Dit oordeel baseert het hof naast voormelde verklaring van [getuige C] op het opgenomen OVC-gesprek van [getuige D] van 1 april 2014, waaruit blijkt dat hij aanwezig is geweest bij een schietincident, alsook op diens verklaring bij de politie van 28 februari 2014 dat hij met vier personen in een auto zat en dat de bestuurder daarvan, een Turkse jongen, achterbleef.
Deze verklaring vindt bevestiging in de verklaring van getuige [getuige A] , die na de botsing drie personen uit de BMW zag stappen en wegrennen waarbij de bestuurder achterbleef, en de verklaring van getuige [getuige E] , die na de botsing ter plaatse nog met de bestuurder van de BMW, [aangever] , heeft gesproken. Het hof stelt aldus vast dat er vier personen in de BMW zaten, onder wie [aangever] , [getuige C] en [getuige D] .
[aangever] heeft verklaard dat er vanuit een voor hem rijdende Volkswagen Jetta een geweer op hem is gericht en vanuit een achter hem rijdende Audi A8 op zijn BMW is geschoten en dat die Audi hem ook van de weg had willen drukken. Deze verklaring wordt op essentiële onderdelen ondersteund door de verklaring van getuige [getuige E] . Zij heeft onder meer verklaard dat de bijrijder van de Volkswagen Jetta achterom gericht uit het raam van de Volkswagen Jetta hing en met een wapen – gezien de grootte ervan dacht de getuige aan een machinegeweer – op de BMW schoot: het ging poef poef poef aan een stuk door. De Volkswagen Jetta reed voorop, dan de BMW en achter de BMW nog een auto. Volgens getuige [getuige E] leek het erop dat die laatste auto (het hof begrijpt: de Audi A8) de BMW van de weg wilde duwen. Deze auto reed zeker tweemaal met zijn voorzijde tegen de achterzijde van de bestuurderszijde van de BMW aan, duidelijk met de bedoeling om de BMW van de weg te drukken. Het was voor getuige [getuige E] duidelijk dat de Volkswagen Jetta en de achterste auto de BMW iets wilden aandoen. Nadat de BMW tegen een lantaarnpaal en een Connexxionbusje was geklapt, gingen de Volkswagen Jetta en de derde auto er als een speer vandoor, aldus getuige [getuige E] . De verklaring [getuige E] en [aangever] vindt bevestiging in het feit dat de BMW schade had aan het linker achterportier, linker achterwielkast en linker voorhoek, welke al voor de aanrijding van de BMW met de lantaarnpaal en het taxibusje aanwezig was. Bovendien is bij nader te noemen technisch onderzoek is aan de onderzijde van de kofferdeksel aan de achterzijde van de BMW een perforatie in het plaatwerk aangetroffen, waar achter een gedeformeerde kogelmantel is aangetroffen, afkomstig van een zogenaamde volmantelpatroon.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft als getuige op 31 oktober 2014 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op 15 januari 2014 tijdens een schietincident als bestuurder van de Volkswagen Jetta is opgetreden. [verdachte] heeft tegenover de politie verklaard dat hij als passagier naast [medeverdachte] in de Volkswagen Jetta heeft gezeten, dat [medeverdachte] een voorwerp voor hem langs uit het raam aan de bijrijderskant heeft gegooid en dat hij, verdachte, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gepakt, in een tas heeft gedaan en de tas uit het raam heeft gegooid.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] kregen op 15 januari 2014 om 8:16 uur een melding dat er in Lithoijen, gemeente Oss, een schietincident had plaatsgevonden. Daarbij zouden onder meer een Audi A8 en een Volkswagen met kenteken [AA-BB-..] betrokken zijn geweest. Ongeveer om 8:36 uur zien verbalisanten een Volkswagen Jetta met het kenteken [AA-CC-DD] rijden op de Hustenweg in ’s-Hertogenbosch. Verbalisanten zien in die auto twee personen zitten en één van beiden draagt een petje. Verbalisanten hebben daarop de achtervolging ingezet. Om 08:55 uur wordt de Volkswagen Jetta waargenomen in Gameren. Om 08:57 uur krijgt verbalisant [verbalisant 5] een melding van de bewoner van [adres] in Gameren dat een Volkswagen Jetta in zijn tuin was stil gezet en dat de twee inzittenden van die auto de dijk waren opgelopen. Om 09:30 uur worden in de uiterwaarden van de Waal in Gameren twee personen aangetroffen. Dit bleken [verdachte] en [medeverdachte] te zijn. [verdachte] droeg op dat moment een petje.
Tijdens de achtervolging ziet verbalisant [verbalisant 3] op de Waterranonkel te ’s-Hertogenbosch dat er vanuit de Volkswagen Jetta een voorwerp naar buiten wordt gegooid. Verder krijgen verbalisanten tijdens de achtervolging een melding dat vanuit het raam van het rechterportier van een donkerkleurige auto een tas is gegooid op de groenstrook voor een flatwoning Durendael in ’s-Hertogenbosch. Door omstanders was tevens een zwarte afschermkap gevonden met een Volkswagenlogo die bij de Volkswagen Jetta bleek te behoren.
Het voorwerp dat op de Waterranonkel uit de Volkswagen Jetta werd gegooid en op een vuurwapen leek, bleek na onderzoek een vuurwapen te zijn, merk Glock 23, kaliber .40 S&W [veiliggesteld onder AAER0423NL]. Verder werd aangetroffen een patroonhouder merk Glock, .40 S&W [AAER0424NL].
In de tas die uit de Volkswagen Jetta werd gegooid, werden onder meer aangetroffen:
  • een machinegeweer, merk Zastava AK-47 [AAER0451NL];
  • een patroonmagazijn uit voornoemd machinegeweer [AAER0450NL];
  • een pistoolmitrailleur, voorzien van tekst R9-arms CORP. U.S.A. [AAER0457NL];
  • een onderdeel van een vuurwapen, uit het wapen R9 [AAER0455NL];
  • een patroon uit de kamer van het automatische handvuurwapen, merk Sellier&Bellot Luger [AAER0456NL];
  • acht patronen aangetroffen los in wapentas [AAER0454NL].
Het hof stelt verder vast dat op het weggedeelte tussen het kruisingsvlak John F. Kennedybaan/Beatrixweg en de kruising John F. Kennedybaan/Osseweg, gezien vanuit de zuidelijke richting, Oss-richting Lithoijen, onder meer tien hulzen zijn aangetroffen, te weten:
  • twee hulzen S.W. 40 G.F.L. [AAGT3424NL en AAGT3423NL];
  • acht hulzen S&B 7.62x39 [AAGT3415NL tot en met -22NL].
Voorts is in de Volkswagen Jetta op de vloermat rechtsachter een huls aangetroffen van het kaliber 7.62x39 van het merk S&B [AAGY6294NL].
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft op 14 augustus 2014 onder meer ter zake van genoemde hulzen een vergelijkend onderzoek uitgevoerd.
Uit genoemd onderzoek is gebleken dat er aanwijzingen zijn gevonden dat de twee verschoten hulzen S.W. 40 G.F.L. [AAGT3423NL en -24NL] afkomstig zijn uit het vuurwapen, merk Glock 23, kaliber .40 S&W pistool [AAER0423NL]. De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer de hypothese, dat de hulzen verschoten zijn met dat pistool, juist is dan wanneer de hypothese, dat de hulzen zijn verschoten met één of twee andere vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het pistool, juist is.
Verder is vanuit het NFI-onderzoek gebleken dat er aanwijzingen zijn gevonden dat de negen verschoten hulzen [AAGT3415NL tot en met -22NL en AAGY6294NL] afkomstig zijn uit het aanvalsgeweer van het merk Zastava, model M70 A82 [AAER0451NL]. De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn waarschijnlijker wanneer de hypothese, dat de hulzen zijn verschoten met het aanvalsgeweer, juist is dan wanneer de hypothese, dat de hulzen zijn verschoten met één of meer andere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het aanvalsgeweer, juist is.
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat met de Glock die uit de Volkswagen Jetta is gegooid en het aanvalsgeweer Zastava, dat zich in de wapentas bevond die ter hoogte van de flatwoning Durendael in ’s-Hertogenbosch eveneens uit genoemde auto is gegooid, respectievelijk (minimaal) tweemaal en achtmaal is geschoten op het weggedeelte tussen het kruisingsvlak John F. Kennedybaan/Beatrixweg en de kruising John F. Kennedybaan/Osseweg. Mede gezien de bevindingen ter zake van de in de Volkswagen Jetta aangetroffen huls [AAGY6294NL], acht het hof voldoende bewezen dat de betreffende hulzen vanuit de Volkswagen Jetta zijn verschoten.
In de onderhavige zaak heeft The Maastricht Forensic Institute (TMFI) op 8 mei 2014 een vergelijkend DNA-onderzoek uitgevoerd. De bevindingen van dit onderzoek zijn als volgt.
Uit de bemonstering van de binnenzijde van de loop van de pistoolmitrailleur [AAER0457NL] is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren vastgesteld, van wie zeker één man. Voor een groot aantal loci is een DNA-hoofdprofiel vastgesteld. Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van verdachte met een frequentie van één op één miljard. Voorts is verdachte niet uitgesloten als donor van celmateriaal in de bemonstering van de voorzijde van de loop, de bovenkant en zijkanten van de loop, de trekker en de kolf van genoemde pistoolmitrailleur alsook in de bemonstering van het middenstuk van een zijde van het hengsel, buitenkant gesp en onderkant uiteinde van de schouderband van de wapentas.
Op 23 december 2014 heeft TMFI een aanvullend deskundigenrapport opgesteld. De bevindingen van dit aanvullend onderzoek zijn als volgt.
Ter zake van de bemonstering van de trekker van genoemde pistoolmitrailleur is het resultaat van het vergelijkend DNA-onderzoek extreem veel waarschijnlijker wanneer de hypothese, dat de bemonstering celmateriaal van verdachte en twee onbekende donoren bevat, juist is dan wanneer de hypothese, dat de bemonstering celmateriaal van drie verschillende onbekende donoren bevat, juist is.
Getuige [getuige B] heeft verklaard dat hij met een donkere Surinamer en met [voornaam verdachte] de Hollander gedetineerd gezeten heeft (het hof begrijpt: met medeverdachte [getuige D] en met verdachte), dat de Surinamer en de Hollander elkaar herkenden, dat ze voor dezelfde zaak schenen te zitten, dat hij begrepen heeft dat er bij die zaak op elkaar geschoten is en dat zij elkaar daarvan de schuld gaven.
Het hof acht op grond van beschikbare bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, bewezen dat [medeverdachte] en [verdachte] als enigen in de Volkswagen Jetta zaten op het moment dat er vanuit die auto op de BMW werd geschoten.
Vervolgens zal bezien moeten worden of de ten laste gelegde deelnemingsvorm medeplegen kan worden bewezen verklaard.
In het geval van medeplegen houden de voorwaarden voor aansprakelijkstelling vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
De vraag wanneer de samenwerking zou nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
De kwalificatie medeplegen is slechts dán gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.
Het hof stelt op grond van de verklaring van getuigen [getuige E] en [aangever] vast dat de BMW op enig moment tijdens de achtervolging door de Volkswagen Jetta en de Audi A8 werd ingesloten. De BMW bleef slingeren om de Volkswagen Jetta voorbij te kunnen rijden, maar dat lukte niet. [getuige E] heeft daarnaast waargenomen dat de Audi A8 de BMW zelfs verschillende keren heeft geraakt met het kennelijke doel deze van de weg te drukken. Deze verklaring wordt ondersteund door het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse. Uit onderzoek is gebleken dat de recente schade aangetroffen op het linker achterportier van de BMW, de schade ter hoogte van de linker achterwielkast en de schade aan de linker voorhoek niet waren ontstaan ten gevolge van de aanrijding van de BMW met de lantaarnpaal en het taxibusje en voorafgaand aan die aanrijding reeds aanwezig waren. Gelet hierop concludeert het hof dat de bestuurder van de Volkswagen Jetta door zijn rijstijl het inklemmen van de BMW mogelijk heeft gemaakt, waardoor zijn bijrijder vervolgens op de BMW heeft kunnen schieten. Het hof acht de handelingen van de bestuurder en de schutter daarom in gelijke mate verwijtbaar. [verdachte] en [medeverdachte] waren voorts samen in de Volkswagen Jetta aanwezig toen de Glock en de wapentas uit het raam van die auto werden gegooid en zij zijn op een gegeven moment samen weggevlucht en door de politie ook in elkaars nabijheid aangetroffen en aangehouden. Naar het oordeel van het hof is het onder deze omstandigheden niet relevant wie de feitelijke geweldshandelingen (het schieten) heeft gepleegd. Zowel [verdachte] als [medeverdachte] heeft een wezenlijke materiële bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het delict. Hun rollen bij de totstandkoming van het delict waren naar het oordeel van het hof volstrekt inwisselbaar. Bij degene die de auto heeft bestuurd was sprake van bewustheid en aanvaarding van de gepleegde handelingen door de schutter en andersom. Ook in de gezamenlijke vlucht ziet het hof aanwijzingen voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] . Verder vindt het hof in de wijze waarop de Volkswagen Jetta en de Audi A8 de BMW hebben ingeklemd voldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat ook de inzittenden van de Volkswagen Jetta en de bestuurder van de Audi A8 nauw en bewust hebben samengewerkt.
Zoals al overwogen stelt het hof op grond van de verklaring van getuigen [getuige E] en [aangever] vast dat de Volkswagen Jetta, de BMW en de Audi erg dicht op elkaar reden en dat de Audi de BMW zelfs verschillende keren heeft geraakt met het kennelijke doel deze van de weg te drukken. Gelet op deze korte afstand tussen de auto’s bestond er naar het oordeel van het hof dan ook een aanmerkelijke kans dat de schutter vanuit de Volkswagen Jetta door te schieten één of meer van de in de tenlastelegging genoemde personen dodelijk zou raken. [aangever] verklaart dat hij op een gegeven moment scherp naar rechts heeft gestuurd (naar de Beatrixweg) en dat hij toen links voor zijn auto vonken op het wegdek zag. “Als ik niet naar rechts was gestuurd, waren een aantal kogels in mijn auto geslagen”, aldus [aangever] . Op het wegdek in de nabije omgeving van T-splitsing John F. Kennedybaan met de Beatrixweg zijn ook vele hulzen gevonden waarvan een flink aantal afkomstig vanuit de Volkswagen Jetta. Voorts leidt het hof af uit de verklaringen van [aangever] en getuige [getuige E] , alsook uit het technisch onderzoek, waaruit is gebleken dat er aan de onderzijde van de kofferdeksel aan de achterzijde van de BMW een perforatie is aangetroffen waar achter zich een restant van een gedeformeerde koperen volmantel bevond, dat de BMW op enig moment ook daadwerkelijk is geraakt.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof tot de conclusie dat het gericht lossen van de schoten op de BMW moet worden aangemerkt als een gedraging, zozeer gericht op het mogelijk gevolg, te weten de dood van de inzittenden [aangever] , [getuige C] , [getuige D] en één andere persoon, te weten de vierde inzittende van de BMW, dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] en [medeverdachte] bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg hebben aanvaard.
Gelet op al het voorgaande acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 en 3
[verdachte] heeft vanuit de Volkswagen Jetta een wapentas naar buiten gegooid. Gelet op de eerdere vaststelling van het hof dat eerder met het in de wapentas aangetroffen machinegeweer Zastava AK-47 tijdens het schietincident vanuit de Volkswagen Jetta is geschoten en de als medeplegers bestaande betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte] bij het schietincident, leidt het hof af dat verdachte in vereniging met [medeverdachte] de in de tas aangetroffen (onderdelen van) wapens en munitie voorhanden heeft gehad in de zin van de Wet wapens en munitie.
Verweren in hoger beroep met betrekking tot het bewijs
In hoger beroep is van de zijde van de verdachte integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is kort gezegd het volgende aangevoerd.
Uitgegaan moet worden van de gang van zaken zoals geschetst door de verdachte in zijn verklaring tegenover de politie d.d. 19 november 2015. Kern daarvan is dat verdachte pas na het schietincident in de Volkswagen Jetta is gestapt.
De verklaringen die getuige [getuige E] heeft afgelegd bevatten zoveel tegenstrijdigheden en onjuistheden, dat die verklaringen uitgesloten moeten worden van het bewijs.
De verklaring van getuige [aangever] is kennelijk leugenachtig en daarnaast heeft de verdediging haar ondervragingsrecht ten aanzien van getuige [aangever] niet adequaat en effectief kunnen uitoefenen, zodat die verklaring moet worden uitgesloten van het bewijs.
De OVC-opnamen van getuige [getuige D] zijn onbetrouwbaar en moeten voor het bewijs worden uitgesloten.
Het forensisch onderzoek is zo gebrekkig, dat niet meer gesproken kan worden van een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM. Daarnaast is nagelaten mogelijk ontlastend onderzoek te verrichten. Deze verzuimen zijn ernstig en onherstelbaar, zodat het bewijs onrechtmatig en onbruikbaar is.
Er is geen sprake van medeplegen (feit 1)
Er is geen sprake van voorhanden hebben (feiten 2 en 3)
Het ontbreekt daarom aan voldoende wettig, overtuigend en direct redengevend en rechtmatig bewijs dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Ad a)
Verdachte heeft zijn verklaring in een zeer laat stadium afgelegd, pas na het veroordelend vonnis van de rechtbank, toen al het onderzoek al uitgevoerd was en contra-onderzoek in sommige gevallen niet meer mogelijk was. Verdachte heeft met betrekking tot deze verklaring geen nadere vragen willen beantwoorden en heeft de verklaring verder ook niet onderbouwd door bijvoorbeeld getuigen te bevragen. Bovendien blijkt uit de verklaring van [getuige B] ten overstaan van de raadsheer-commissaris op 15 juni 2016 dat er op elkaar geschoten was en dat [getuige D] en verdachte het daar elke dag over hadden en elkaar de schuld gaven. Ook dat past niet in de lezing van verdachte dat hij pas na de schietpartij in de VW Jetta zou zijn ingestapt. Het hof acht de verklaring van verdachte, kort gezegd inhoudende dat hij pas na het schietincident in de Volkswagen Jetta is gestapt en op verzoek van [medeverdachte] een voorwerp in een tas gedaan heeft en de tas uit het raam van de Jetta gegooid heeft, daarom niet geloofwaardig. Deze alternatieve lezing van verdachte strookt ook niet met het feit dat zijn DNA is aangetroffen in de binnenzijde van de loop van de pistoolmitrailleur uit die tas.
Ad b)
Getuige [getuige E] is een onafhankelijke getuige. Zij heeft meteen na het gebeuren een gedetailleerde verklaring afgelegd over haar waarnemingen ter plaatse. Bij de raadsheer-commissaris heeft zij niet alleen in gelijke zin verklaard als in haar eerdere verklaringen, maar uit haar verklaring bij de raadsheer-commissaris volgt ook dat zij ter plaatse goed zicht had en nauwelijks met getuige [aangever] gesproken heeft. Dat getuige [getuige E] beïnvloed zou zijn door getuige [aangever] , acht het hof dan ook niet aannemelijk geworden. De verklaringen van getuige [getuige E] vinden bovendien steun in de overige bewijsmiddelen. Het hof acht haar verklaringen dan ook voldoende geloofwaardig en betrouwbaar om deze voor het bewijs te gebruiken.
Ad c)
De verklaring die getuige [aangever] tegenover de politie afgelegd heeft, vindt bevestiging in het technisch onderzoek en de verklaring van getuige [getuige E] . Het hof acht het voor het bewijs gebezigde deel van deze verklaring van getuige [aangever] daarom voldoende geloofwaardig en betrouwbaar om voor het bewijs te gebruiken. Het enkele feit dat getuige [aangever] veroordeeld is voor het afleggen van een meinedige verklaring over het aantal inzittenden in zijn auto, namelijk dat hij alleen in de auto zou hebben gezeten, bij de rechter-commissaris in de onderhavige zaak, doet hier niet aan af.
Verder stelt het hof vast dat de verdediging gelegenheid gehad heeft de verklaring van getuige [aangever] te toetsen ter gelegenheid van het getuigenverhoor ten overstaan van de raadsheer-commissaris, dat plaatsvond d.d. 29 januari 2019. In die setting heeft [aangever] antwoord gegeven op vragen van de verdediging.
Ad d)
Er zijn geen termen aanwezig om het OVC-gesprek van getuige [getuige D] van het bewijs uit te sluiten. Hetgeen [getuige D] zegt in dit gesprek, vindt bevestiging in de verklaringen van de getuigen [getuige E] , [aangever] en [getuige B] en er is geen aanwijzing dat de uitlatingen van [getuige D] onbetrouwbaar zijn. Het hof acht het OVC-gesprek daarom voldoende geloofwaardig en betrouwbaar om voor het bewijs te gebruiken.
Ad e)
Het hof acht niet aannemelijk geworden dat het forensisch onderzoek gebrekkig is uitgevoerd. Het hof stelt verder vast dat de verdediging zelf nagelaten heeft (tijdig) nader onderzoek aan te vragen.
Ad f) en ad g)
Zoals het hof hiervoor al uiteengezet heeft, acht het op de daarbij genoemde gronden bewezen dat verdachte feit 1 subsidiair samen met een of meer anderen heeft gepleegd en dat hij de onder feit 2 en 3 ten laste gelegde wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
De verweren a) tot en met g) worden verworpen.
De overige verweren vinden hun weerlegging in de gebruikte bewijsmiddelen en hoeven daarom verder niet besproken te worden.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte ter zake van het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaren en zes maanden, mede gelet op de overschrijding van de redelijke termijn.
De verdediging heeft bepleit aan verdachte geen aanvullende vrijheidsstraf op te leggen en heeft daarbij gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn, de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis doorgebracht heeft en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het meermalen en in vereniging plegen van poging tot doodslag door op een openbare weg vanuit een rijdende Volkswagen Jetta te schieten op een rijdende BMW met daarin verschillende inzittenden. Verdachte en zijn medeverdachte zijn er daarbij niet voor teruggedeinsd om gebruik te maken van zware (semi)automatische wapens. Er is tevens door verdachte en de medeverdachte samengewerkt met de bestuurder van een Audi, die de BMW tijdens de achtervolging meermalen van de weg heeft willen drukken.
Het hof weegt bij de straftoemeting (als omstandigheid waaronder het feit is begaan) met name mee dat door de plaats waar de strafbare gedragingen zich afspeelden, de John F. Kennedybaan te Lithoijen, alsmede het tijdstip waarop het schietincident plaatsvond, te weten omstreeks 8.07 uur – een tijdstip waarop weggebruikers zich naar hun werk of school begeven – er door de verdachte ook voor andere weggebruikers dan die waarop door hem werd geschoten onaanvaardbare risico’s in het leven zijn geroepen. Verdachte is met zijn handelen volledig voorbijgegaan aan deze risico’s. Het is slechts door gelukkig toeval dat iedereen ongedeerd is gebleven en het bij materiele schade is gebleven.
Ook bij de daarop volgende vlucht voor de politie hebben verdachte en zijn mededader met hun nietsontziende rijgedrag onaanvaardbare risico’s in het leven geroepen voor medeweggebruikers, waaronder schoolgaande kinderen (pagina’s 371-372 van het dossier).
Verder heeft verdachte met zijn medeverdachte genoemde (zware) wapens en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt niet zelden tot het plegen van ernstige geweldsdelicten, zoals ook in het onderhavige geval is gebleken. Ter voorkoming daarvan moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben daarvan.
Feiten als deze dragen tevens een voor de rechtsorde in zijn algemeenheid zeer schokkend karakter en brengen gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
De ernst van deze feiten rechtvaardigt naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf van lange duur. Het hof zal een gevangenisstraf opleggen van langere duur dan door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd is, omdat het hof de hoogte van de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf in het onderhavige geval onvoldoende recht vindt doen aan de ernst van de feiten. Het hof heeft bij de bepaling van de hoogte van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf in strafverzwarende zin uitdrukkelijk betrokken dat er door de verdachte en de medeverdachte gebruik is gemaakt van (zeer) zware wapens.
Dit alles overziend acht het hof een gevangenisstraf van negen jaren passend en geboden. De persoonlijke omstandigheden als door de verdediging aangevoerd, geven geen aanleiding een lagere straf op te leggen.
De berechting in hoger beroep heeft niet plaatsgehad binnen een redelijke termijn. Het hoger beroep is immers niet afgerond binnen zestien maanden nadat het hoger beroep ingesteld is en er zijn naar het oordeel van het hof geen bijzondere omstandigheden die het lange tijdsverloop rechtvaardigen.
Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van acht jaren en zes maanden met aftrek van voorarrest.
Beslag
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de goederen onder nummers 21 tot en met 25, 37, 38, 40 en 43 tot en met 45 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en van deze voorwerpen niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren.
Voorts is het hof met de rechtbank van oordeel dat de goederen onder nummers 1 tot en met 20, 26 tot en met 36, 39, 41 en 42 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 57, 60 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het ten laste gelegde onder feit 2 voor zover betrekking hebbende op een patroon (uit kamer Zastava) (7.62 x 39 mm) (AAER0449NL);
vernietigt het vonnis waarvan beroep ter zake van de opgelegde sancties en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren en 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nummers 21 tot en met 25, 37, 38, 40 en 43 tot en met 45;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: nummers 1 tot en met 20, 26 tot en met 36, 39, 41 en 42;
bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en met inachtneming van het voorgaande – voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Martens, griffier,
en op 27 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. K.J. van Dijk is buiten staat het arrest mede te ondertekenen