Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
conviction’ als bedoeld in artikel 5, eerste lid, sub a van het EVRM. Ten laste van verdachte heeft de rechtbank bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een aantal zeer ernstige misdrijven en bij vonnis is aan verdachte een maatregel opgelegd die een vrijheidsberoving impliceert. Daarbij is schuld op te vatten als het begaan hebben van die feiten. Naar het oordeel van het hof is volgens rechtspraak van het EHRM ook sprake van detentie in de zin van artikel 5, eerste lid, sub a EVRM wanneer iemand schuldig is bevonden aan een of meer strafbare feiten, in de zin van het gedaan hebben, waarbij aan betrokkene een maatregel tot plaatsing in een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden is opgelegd. Het hof verwijst hierbij onder meer naar het standaardwerk van Harris O’ Boyle en Warbrick:
Law of the European Convention on human rights, 2014, pagina 307, en de daar vermelde rechtspraak van het EHRM.
conviction’ als bedoeld in artikel 5, eerste lid, sub a EVRM, nu tegen het vonnis van de [rechtbank] van [januari] 2019 hoger beroep is aangetekend en het bevel gevangenhouding mede verlengd is op grond van dat vonnis, berust de detentie op artikel 75, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering.