In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die sinds 15 september 2015 onder toezicht staat van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (de GI). De ouders, [de moeder] en [de vader], hebben in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 8 februari 2019 aangevochten, waarin de GI machtiging kreeg om [minderjarige] uit huis te plaatsen. De ouders zijn van mening dat de uithuisplaatsing niet noodzakelijk is en dat er onvoldoende ondersteuning is geboden door de GI. Ze hebben een traject van Intensieve Thuisbegeleiding opgestart, wat volgens hen beter aansluit bij de zorgvraag van [minderjarige].
Het hof heeft de mondelinge behandeling op 16 mei 2019 gehouden, waarbij de ouders en de GI zijn gehoord. Tijdens de behandeling is ook [minderjarige] gehoord, die zijn onvrede over de situatie heeft geuit. Het hof heeft vastgesteld dat er geen plan van aanpak is voor [minderjarige], wat leidt tot onduidelijkheid over zijn toekomstperspectief. Het hof oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was, maar dat de GI ernstig tekortschiet in het opstellen van een plan van aanpak. Daarom heeft het hof de termijn van de uithuisplaatsing bekort tot 1 juli 2019, zodat de GI de gelegenheid krijgt om een concreet plan uit te werken. De ouders worden aangespoord om de problematiek van [minderjarige] serieus aan te pakken.
In de beslissing heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de uithuisplaatsing vanaf 1 juli 2019, maar bekrachtigt de machtiging tot uithuisplaatsing voor de periode van 8 februari 2019 tot 1 juli 2019. De beschikking is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2019.