ECLI:NL:GHSHE:2019:1909

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
200.253.889_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de ondertoezichtstelling van minderjarige kinderen met betrekking tot ouders in een internationale context

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van de minderjarige kinderen van de ouders, die beiden van buitenlandse afkomst zijn. De moeder, van Poolse nationaliteit, en de vader, van Marokkaanse nationaliteit, zijn op 17 mei 2014 in Polen getrouwd en hebben samen drie kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen, wat door de rechtbank Oost-Brabant op 2 november 2018 is toegewezen voor een periode van twaalf maanden. De ouders hebben in hoger beroep verzocht om deze beschikking te vernietigen, met het argument dat de omstandigheden in hun gezin zijn verbeterd en dat de ondertoezichtstelling kan worden beëindigd of verkort.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 april 2019 heeft de moeder verklaard dat de situatie in het gezin is verbeterd, met een stabiele woonsituatie en een vast inkomen van de vader. De moeder heeft ook aangegeven dat zij de hulpverlening waardeert en dat de ondertoezichtstelling hen heeft geholpen. De GI heeft echter aangegeven dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedsituatie en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel er positieve ontwikkelingen zijn, de ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen nog niet is weggenomen. Daarom heeft het hof besloten de ondertoezichtstelling voor de volledige termijn van twaalf maanden te bekrachtigen, om de ontwikkeling van de kinderen en de opvoedcapaciteiten van de ouders te blijven volgen.

Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en verzocht om een afschrift van de uitspraak naar de rechtbank Oost-Brabant te sturen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de betrokkenheid van de GI noodzakelijk wordt geacht om verdere hulpverlening te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 23 mei 2019
Zaaknummer : 200.253.889/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/338707 / JE RK 18-1417
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder] ,
en
[de vader] ,
echtelieden, beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat: mr. M.O. Wattilete,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Brabant
hierna te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 november 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 januari 2019, hebben de ouders verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zover uitvoerbaar bij voorraad:
I. het verzoek van de raad om de minderjarige kinderen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen, af te wijzen dan wel
II. de ondertoezichtstelling met onmiddellijke ingang te beëindigen dan wel te verkorten.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 februari 2019, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de ouders af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 april 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mevrouw [tolk] (tolk in de Poolse taal, vanuit [organisatie] betrokken bij het gezin);
  • de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
De vader is niet verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 19 oktober 2018;
  • het V-formulier van 8 februari 2019 van de advocaat van de ouders met bijlagen;
  • het V-formulier van 22 april 2019 van de advocaat van de ouders met één bijlage, waarin de advocaat kenbaar maakt dat hij de zitting niet zal bijwonen.

3.De beoordeling

3.1.
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof verwijst hiervoor naar de daaraan gewijde overwegingen van de rechtbank die het hof onderschrijft.
3.2.
De moeder (Poolse nationaliteit) en de vader (Marokkaanse nationaliteit) zijn op 17 mei 2014 in Polen met elkaar gehuwd. Voorafgaand aan en tijdens dit huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] (Polen);
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de toen nog ongeboren [minderjarige 3] onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden, te weten tot 2 november 2019.
3.4.1.
De ouders kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen. In hun beroepschrift voeren ze, kort samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat gronden aanwezig zijn voor een ondertoezichtstelling. Bovendien zijn de omstandigheden na de behandeling ter zitting van 19 oktober 2018 dusdanig verbeterd dat de duur van de ondertoezichtstelling beëindigd of in ieder geval verkort kan worden. De problemen die wellicht aan de orde zijn geweest in het gezin zijn in hoge mate bestreden. De financiële problemen en het huisvestingsprobleem waren ten tijde van de zitting in eerste aanleg al opgelost. In strijd met de werkinstructie van de IND heeft de Vreemdelingenpolitie de vader een bevel gegeven om terug te keren naar Polen. De vader is inmiddels teruggekeerd naar Nederland en de ouders dragen samen de zorg voor het gezin. De medische zorgen omtrent de kinderen zijn adequaat door de moeder weggenomen.
3.4.2.
Ter zitting van het hof heeft de moeder hieraan, kort samengevat, het volgende toegevoegd. De ouders zijn begin april 2019 met het gezin verhuisd naar een rijtjeswoning in de buurt. De vader beschikt nu over de juiste documentatie om in Nederland te mogen blijven. Hij werkt fulltime in een slachterij, waardoor er een vast inkomen is. De vaste lasten worden tijdig betaald en er zijn geen schulden meer. [minderjarige 1] gaat iedere dag naar school en hij komt nooit te laat. [minderjarige 1] is de overtollige kilo’s kwijtgeraakt. Op enig moment viel hij zelfs teveel af. De moeder probeert zijn gewicht nu stabiel te houden. Nu de moeder goed is geïnformeerd over de logopedie ondersteunt zij volledig dat [minderjarige 1] logopedie krijgt. Dankzij de GI is de situatie veranderd. Het contact met de betrokken hulpverlening verloopt goed. De moeder vindt de hulp fijn en ze heeft die hard nodig. De ondertoezichtstelling heeft de ouders en de kinderen geholpen. De moeder begrijpt waarom de ondertoezichtstelling is uitgesproken. De ouders kunnen zich er dan ook in vinden dat de ondertoezichtstelling van kracht blijft. Al zou de moeder liever zien dat de termijn korter wordt dan een jaar.
3.5.1.
De GI voert in het verweerschrift, kort samengevat, het volgende aan. De GI heeft geen zicht op de financiële situatie van de ouders, op de verblijfsstatus van de vader en op de opvoedsituatie van de kinderen. Op 12 februari 2019 is [organisatie] gestart met ondersteuning van een Poolse tolk. De ouders hebben geen hulpvraag en [organisatie] is zoekende naar aansluiting bij de ouders. De ouders hebben de eerste stappen gezet met betrekking tot de medische zorgen. [minderjarige 1] is onder behandeling van een kinderarts en is sinds augustus 2018 twee kilo afgevallen. De ouders komen afspraken na en nemen adviezen aan. Er is sprake van een positieve maar prille ontwikkeling. Deze ontwikkeling moet nauwlettend in de gaten worden gehouden, omdat het de ouders ontbreekt aan intrinsieke motivatie. Zij handelen naar de afspraken vanuit het dwingend karakter van de ondertoezichtstelling. Over de schoolse ontwikkeling van [minderjarige 1] blijven er veel zorgen. Er is een forse leerachterstand op alle gebieden, met name door de taalbarrière. School adviseert de ouders om [minderjarige 1] aan te melden voor logopedie, maar de ouders kunnen dit niet ondersteunen. Tijdens een gezamenlijk gesprek tussen school, de ouders en de jeugdzorgwerker, loopt de spanning hoog op en wordt de moeder snel boos en emotioneel. Door de weerstand van de ouders is hulpverlening in het vrijwillig kader niet mogelijk en is de ondertoezichtstelling noodzakelijk om de ontwikkeling van de kinderen en de ouders te blijven volgen.
3.5.2.
Ter zitting van het hof heeft de GI hieraan, kort samengevat, het volgende toegevoegd.
De GI heeft contact gehad met de kinderarts, die heeft aangegeven dat [minderjarige 1] moet gaan sporten. De ouders gaan dit oppakken. De ouders staan positief tegenover de aanmelding van [minderjarige 2] bij de peuterspeelzaal. De GI kan de zorgen nu beter aan de moeder uitleggen. Voorheen werd de moeder snel boos. De informatie kwam onvoldoende bij haar binnen, totdat er op haar verzoek een nieuw gesprek is geweest over de logopedie. De moeder wilde goed geïnformeerd zijn. Na dit gesprek heeft zij haar toestemming voor de logopedie gegeven. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt over de aan- en afwezigheid van [minderjarige 1] op school. Eerst riep dit weerstand op bij de ouders. Nu de afspraken gemaakt zijn, gaat het beter en is het schoolverzuim weggenomen. De ouders erkennen nu dat er problemen zijn. De afgelopen tijd is de GI vooral bezig geweest met praktische zaken. Daarnaast wilde de GI zich richten op de samenwerking en de communicatie met de ouders vóórdat er ingezet kon worden op het afnemen van de overige zorgen, waaronder de begrenzing van de kinderen. Er is nu nog te weinig zicht op de opvoedsituatie. De eerste stappen in de goede richting zijn gemaakt. De GI acht het gedwongen kader nog wel noodzakelijk. In eerste instantie hebben de ouders geen zorgen. Als de GI eenmaal ‘binnen’ is, werkt de moeder mee. Als de GI niet meer betrokken is, eindigt de ingezette hulpverlening. De ondertoezichtstelling voor de gehele periode van een jaar blijft daarom noodzakelijk.
3.6.
De raad heeft ter zitting van het hof, kort samengevat, het volgende verklaard.
Er zijn nog steeds zorgen over de kinderen op sociaal-emotioneel gebied. De ontwikkeling van de kinderen op dat punt ligt op een ander niveau dan de raad aanvaardbaar acht. Hiervoor hebben de ouders ondersteuning nodig, omdat zij het probleem hierin niet zien. Binnen de ondertoezichtstelling is daar nog niet aan toegekomen. De hulp van de gezinswerker is voorlopig nog nodig om de zorgen weg te nemen. De raad handhaaft dan ook zijn oorspronkelijke verzoek voor een ondertoezichtstelling van twaalf maanden.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.7.2.
Ter zitting is gebleken dat de moeder niet langer de gronden voor de ondertoezichtstelling betwist. Het hof is met de rechtbank en op dezelfde gronden die het hof overneemt en tot de zijne maakt van oordeel dat aan de gronden voor de ondertoezichtstelling is voldaan.
3.7.3.
De ouders hebben binnen de ondertoezichtstelling al meerdere stappen in de goede richting gezet. Zij hebben betere huisvesting, er zijn geen financiële problemen meer en zij werken mee met de hulpverlening. Ten aanzien van [minderjarige 1] is gebleken dat hij is afgevallen, binnenkort zal starten met logopedie en sport en dat er geen schoolverzuim meer is. Dit betekent echter niet dat de ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen al is weggenomen. Het hof deelt de zorgen van de raad over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen en over de opvoedcapaciteiten van de ouders, bijvoorbeeld in het begrenzen van de kinderen. De GI is er na het regelen van de praktische zaken nu pas aan toe hier verder mee aan de slag te gaan. Daarbij komt dat voordat de positieve ontwikkelingen tot stand konden komen, de GI bij de ouders op verzet en ontkenning van de problematiek stuitte. Aanvankelijk zagen de ouders geen problemen. Pas nadat de GI de ouders meerdere malen had geconfronteerd met de geconstateerde zorgen, werd het voor de ouders duidelijk wat de problemen waren en kwamen zij in beweging. Waar de ouders ten tijde van de procedure in eerste aanleg geen hulpvraag hadden, is gebleken dat in ieder geval de moeder gedurende de ondertoezichtstelling tot het inzicht is gekomen dat hulp inderdaad nodig is. De positieve ontwikkeling is nog pril en hangt nauw samen met de tot nu toe ingezette hulpverlening vanuit de GI en hun inzet om tot de ouders door te kunnen dringen. Zo heeft de moeder pas zeer recent ingestemd met logopedie. Op dit moment acht het hof het risico op een terugval nog te groot. Betrokkenheid van de GI blijft dan ook noodzakelijk om de continuering van de ingezette hulpverlening te waarborgen. Met de raad en de GI acht het hof thans een periode tot 2 november 2019 nodig om te bereiken dat de GI (meer) zicht krijgt op de opvoedsituatie van de kinderen en, indien nodig, daartoe gerichte hulp in kan zetten.
3.7.4.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat voortzetting van de ondertoezichtstelling voor de volledige termijn waarvoor zij is verleend, noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreigingen af te wenden.
3.7.5.
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.B.M.L. Oomes, C.N.M. Antens en L.Th.L.G. Pellis en is op 23 mei 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.