ECLI:NL:GHSHE:2019:186

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
200.193.575_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de echtheid van een handtekening op een kwitantie met deskundigenonderzoek

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep waarin de echtheid van een handtekening op een kwitantie van 3 maart 2006 ter discussie staat. De appellant, wonende in België, heeft de zaak aangespannen tegen de geïntimeerde, die eveneens in België woont. De procedure is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en vonnissen van de rechtbank Limburg. De appellant wordt vertegenwoordigd door mr. C.C.C.A.M. Kuijken, terwijl de geïntimeerde wordt bijgestaan door mr. R.H.G. Kerckhoffs.

Tijdens de procedure heeft het hof een deskundigenonderzoek gelast, waarbij de heer W.C. de Jong is aangesteld als deskundige. De deskundige heeft twee hypothesen opgesteld over de handtekening: of deze door de appellant is geplaatst of niet. In zijn rapport concludeert de deskundige dat de onderzoeksresultaten sterker steun geven aan de hypothese dat de handtekening vals is, dan aan de hypothese dat deze authentiek is.

De appellant en geïntimeerde hebben beide gereageerd op het deskundigenrapport, waarbij de geïntimeerde aanvoert dat hij het rapport niet heeft ontvangen. Het hof heeft besloten dat de deskundige een reactie moet geven op het commentaar van de geïntimeerde. De zaak is aangehouden in afwachting van deze reactie, waarna partijen de gelegenheid krijgen om hierop te reageren. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat de deskundige zijn reactie heeft gegeven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.193.575/01
arrest van 22 januari 2019
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] (België),
appellant,
verder: [appellant] ,
advocaat: mr. C.C.C.A.M. Kuijken te Valkenswaard,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats]
geïntimeerde,
verder: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R.H.G. Kerckhoffs te Maastricht,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 17 oktober 2017 en 19 december 2017 in het hoger beroep van de door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaak- en rolnummer C/03/185953 / HA ZA 13-444 tussen partijen gewezen vonnissen van 29 juli 2015 en 16 maart 2016.

9.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 19 december 2017;
  • het deskundigenbericht van 31 augustus 2018;
  • de beslissing van het hof van 20 september 2018 waarbij de schadeloosstelling en het loon van de deskundige zijn vastgesteld op € 2.420,= inclusief btw;
  • de memorie na deskundigenbericht van [geïntimeerde] van 23 oktober 2018 met producties;
  • de antwoordmemorie na deskundigenbericht van [appellant] van 20 november 2018.
Partijen hebben arrest gevraagd.

10.De verdere beoordeling

10.1
Bij tussenarrest van 19 december 2017 heeft het hof bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht naar de volgende vragen:
kunt u vaststellen of de eerste handtekening/paraaf op de kwitantie van 3 maart 2006 daarop is geplaatst door de heer [appellant] ?
wat acht u verder van belang om op te merken?
en de heer W.C. de Jong benoemd tot deskundige ter beantwoording van deze vragen.
10.2
Op basis van de hem voorgelegde vraagstelling heeft de deskundige twee, elkaar uitsluitende hypothesen met betrekking tot het schrijverschap van de betwiste handtekening opgesteld:
H1 De betwiste handtekening is door [appellant] op de kwitantie van 3 maart 2016 geplaatst.
H2 De betwiste handtekening is niet door [appellant] , maar door een andere persoon op de
kwitantie van 3 maart 2016 geplaatst.
Op basis van het door hem uitgevoerde onderzoek en rekening houdend met de beperkingen daarvoor concludeert de deskundige in zijn rapport dat de onderzoeksresultaten
veel waarschijnlijkerzijn wanneer hypothese H2 waar is dan wanneer hypothese H1 waar is. De onderzoeksbevindingen geven naar het oordeel van de deskundige sterker steun aan de valsheidshypothese dan aan de echtheidshypothese.
10.3
Aan het einde van zijn rapport vermeldt de deskundige dat hij het conceptrapport op 17 juli 2018 aan partijen heeft gezonden voor commentaar. Hij vermeldt verder dat mr. Kuijken op 13 augustus 2018 schriftelijk heeft laten weten geen op- of aanmerkingen te hebben en dat mr. Kerkhoffs niet binnen de aangegeven termijn van 4 weken op het conceptrapport heeft gereageerd. In zijn memorie na deskundigenbericht stelt [geïntimeerde] dat hij het conceptrapport niet heeft ontvangen.
10.4
[geïntimeerde] stelt in zijn memorie na deskundigenbericht dat het deskundigenbericht buiten beschouwing gelaten moet worden, onder meer omdat de deskundige, kort gezegd, ervan uitgegaan is dat de onderzochte ondertekening een handtekening betrof in plaats van een paraaf. Dit heeft volgens [geïntimeerde] vergaande consequenties voor het onderzoek. Volgens [appellant] heeft de deskundige bij de toezending van het conceptrapport aan beide partijen in zijn begeleidende brief beide raadslieden uitgenodigd op het rapport te reageren. Nu [geïntimeerde] van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt, dient diens commentaar buiten beschouwing te blijven, aldus [appellant] . Afgezien daarvan betwist [appellant] het commentaar van [geïntimeerde] .
10.5
De deskundige heeft zijn conceptrapport naar beide partijen gezonden, maar (de advocaat van) [geïntimeerde] heeft het kennelijk desondanks niet ontvangen. Dat betekent dat de deskundige geen kennis heeft genomen van diens commentaar op het rapport en daar ook geen reactie op heeft kunnen geven. Het hof acht het wenselijk te kunnen beschikken over een reactie van de deskundige op het commentaar zoals opgenomen in paragraaf 2 van de memorie na deskundigenbericht van [geïntimeerde] en heeft de deskundige bereid gevonden deze reactie te verstrekken. De deskundige heeft aangegeven daarvoor naar verwachting geen aanvullende kosten in rekening te zullen brengen.
10.6
Na ontvangst van de reactie van de deskundige zullen partijen hier bij akte (als omschreven in het procesreglement) op kunnen reageren, [geïntimeerde] als eerste, waarna antwoordakte van [appellant] . Deze aktewisseling is uitdrukkelijk niet voor enig ander doel bestemd.
10.7
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

11.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat de griffier beide genomen memories na deskundigenbericht aan de deskundige zal toesturen;
verzoekt de heer W.C. de Jong van Niehoff & De Jong, Forensisch Schrift- en Documentenonderzoek te [vestigingsplaats] bij brief een reactie te verstrekken op het commentaar op het rapport, zoals opgenomen in paragraaf 2 van de memorie na deskundigenbericht van partij [geïntimeerde] en deze reactie gelijktijdig aan het hof en aan de advocaten van beide partijen toe te sturen;
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 19 maart 2019 in afwachting van de brief van de deskundige;
verstaat dat de zaak na ontvangst van bedoelde brief naar de rol wordt verwezen voor akte van de zijde van partij [geïntimeerde] , waarna antwoordakte van de zijde van partij [appellant] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, I.B.N. Keizer en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 januari 2019.
griffier rolraadsheer