Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 29 augustus 2017 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie van 23 oktober 2017;
- de memorie van grieven met één productie;
- de memorie van antwoord met twee producties;
- de akte uitlaten producties van [appellant] met één productie;
- de antwoordakte uitlaten productie van [geïntimeerde] .
6.De beoordeling
“ALLE door verzekerde verspoten middelen (werkzame stoffen) bleven onder de meetbare grenzen in het monster. Dit betekent dat de betreffende middelen niet voorkomen danwel onder het meetbereik van de huidige wetenschap blijven. De schadeveroorzakende grens ligt op een niveau dat vele malen hoger is dan dit meetbereik”.
“middelen kunnen erg snel worden afgebroken”. Van een gefundeerde onderbouwing van de zogenaamde halveringstijd is daarom geen sprake. Het hof passeert die stelling dan ook.
moet zijn (cursivering hof)gewaaid, maar op grond van welke feitelijke waarnemingen de opsteller van dit rapport precies tot deze stelling/constatering is gekomen blijft in het midden, terwijl hij op dat moment ook nog niet op de hoogte was van de middelen waarmee [geïntimeerde] het maisperceel had bespoten. Ook het aanvullende rapport van [plant] Plant van 24 augustus 2011 (productie 8 bij inleidende dagvaarding) is, mede in het licht van wat hierna in r.o. 6.4.3. wordt besproken, in dit opzicht in te algemene, niet van feitelijke onderbouwing voorziene bewoordingen gesteld en daarmee onvoldoende inzichtelijk en concludent. Dit te minder, nu in dit aanvullende rapport van [plant] Plant niet weersproken wordt dat de schadeveroorzakende grens van de door [geïntimeerde] gebruikte middelen vele malen hoger ligt dan de bij het monsteronderzoek geconstateerde waardes van die middelen.
“dat gewasbeschermingsmiddelen voor het bestrijden van ziekten en plagen in de aspergeteelt geen schade aan de aspergeplant veroorzaakt”.Deze laatste mededeling is dermate vaag en niets zeggend dat het hof daaraan voorbij gaat. Anders dan [appellant] betoogt, is er dus wel degelijk gebleken van een andere voor de aspergeteelt schadelijke stof (waarbij gedoeld wordt op [merknaam 4] , waarvan niet is weersproken dat dit een in Nederland in de aspergeteelt verboden insecticide betreft) die van invloed zou kunnen geweest op het ontstaan van schade aan de aspergeplanten van [appellant] .