ECLI:NL:GHSHE:2019:1776

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
10 mei 2019
Zaaknummer
20-000304-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep na verstrijken termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 10 juli 2014 bij verstek was gewezen. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. De advocaat-generaal vorderde dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in zijn hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de inleidende dagvaardingen op 4 april 2014 aan de verdachte in persoon zijn betekend, en dat volgens de wet het hoger beroep binnen veertien dagen na de uitspraak openstaat. Aangezien de machtiging tot het instellen van hoger beroep pas op 10 oktober 2014 naar de strafgriffie was verzonden, na het verstrijken van de termijn, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 164,50, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte was eerder veroordeeld voor eenvoudige belediging en medeplegen van schuldheling, waarvoor hij een gevangenisstraf van acht weken kreeg opgelegd, en voor verschillende overtredingen van de Wegenverkeerswet, met bijbehorende straffen zoals ontzegging van de rijbevoegdheid en geldboetes. Het hof heeft in zijn beslissing de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, waarmee de eerdere veroordelingen in stand blijven.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000304-15
Uitspraak : 8 mei 2019
VERSTEK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 10 juli 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-080839-14 en 02-109585-13, 02-138288-13, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De politierechter heeft verdachte ter zake van:
  • eenvoudige belediging (parketnummer 02-080839-14) en medeplegen van schuldheling (parketnummer 02-109585-13, primair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, met aftrek van voorarrest;
  • overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (parketnummer 02-1382880-13, feit 1) veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zeven maanden;
  • overtreding van het bepaalde in artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (parketnummer 02-1382880-13, feit 2) veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van drie weken;
  • overtreding van het bepaalde in artikel 30, vierde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (parketnummer 02-1382880-13, feit 3) veroordeeld tot een geldboete van € 430,00, subsidiair 8 dagen hechtenis.
Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 164,50 (bestaande uit € 14,50 aan materiële schade en € 150,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het beroepen vonnis is op 10 juli 2014 bij verstek gewezen. De inleidende dagvaardingen om op 10 juli 2014 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, zijn blijkens de daaraan gehechte aktes van uitreiking op 4 april 2014 aan de verdachte in persoon betekend.
Volgens de wet staat voor de verdachte in een zodanig geval gedurende veertien dagen na de uitspraak hoger beroep open. In de toelichting bij de aan de verdachte uitgereikte inleidende dagvaarding is dit onder het kopje “beroepsmogelijkheden” ook vermeld.
Aangezien de machtiging tot het instellen van hoger beroep eerst op 10 oktober 2014 – dus na het verstrijken van voornoemde termijn – naar de strafgriffie van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is verzonden, dient de verdachte niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. E.N. van der Spoel, voorzitter,
mr. P.M. Frielink en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 8 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.