ECLI:NL:GHSHE:2019:1732
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van minderjarige met betrekking tot de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de uithuisplaatsing van haar minderjarige kind, [minderjarige 1], is bevolen. De moeder heeft verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van deze beschikking en om vernietiging van de beschikking, met als doel de uithuisplaatsing af te wijzen. De Raad voor de Kinderbescherming, als verweerder, heeft verzocht de beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 april 2019, waarbij de moeder en de GI (Gecertificeerde Instelling) aanwezig waren. De Raad is niet verschenen.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder het gezag heeft over [minderjarige 1], die op [geboortedatum] 2019 is geboren. De rechtbank had eerder de GI gemachtigd om de minderjarige uit huis te plaatsen, wat uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. De moeder is het niet eens met deze beslissing en voert aan dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar haar opvoedkwaliteiten en dat de GI haar niet de benodigde hulp heeft aangeboden. De GI stelt echter dat de zorgen over de moeder zijn toegenomen sinds zij zelfstandig woont en dat zij niet adequaat kan zorgen voor haar kinderen.
Het hof overweegt dat de moeder niet in staat lijkt om de zorg voor [minderjarige 1] op zich te nemen, gezien haar verstandelijke beperking en de zorgen over haar pedagogische vaardigheden. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en vraagt de GI om een concreet plan voor de toekomst van [minderjarige 1] voor te leggen aan de rechtbank. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij ieder de eigen kosten draagt.