3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.[appellant] heeft van BrabantWonen op grond van een op 1 augustus 1988 tussen partijen gesloten huurovereenkomst de woning aan het [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde) gehuurd. Op de huurovereenkomst zijn de “Algemene Voorwaarden Zelfstandige Woonruimte d.d. juli 2005” (hierna: algemene voorwaarden) van toepassing.
3.1.2.In artikel 6 sub d van de algemene voorwaarden staat het volgende vermeld:
“Het is de huurder niet toegestaan om in het gehuurde hard- of softdrugs of andere genotsmiddelen te verhandelen of te produceren, waaronder het telen van hennepplanten, ook wanneer dergelijke activiteiten door de overheid zijn toegestaan of gedoogd”.
3.1.3.Op 16 juli 2014 heeft de politie een onderzoek ingesteld naar de handelingen van de bewoners van het gehuurde naar aanleiding van informatie dat [appellant] samen met anderen zou handelen in verdovende middelen. In het kader van dit onderzoek is op 16 juli 2014 het gehuurde geobserveerd door brigadier [brigadier 1] en heeft er een huiszoeking van het gehuurde plaatsgevonden. Van dit onderzoek zijn diverse processen-verbaal opgemaakt.
3.1.4.In het proces-verbaal van bevindingen van brigadier [brigadier 1] staat onder andere het volgende:
Omstreeks 13:50 uur kwam een man (verder: meneer A) uit het portiek en keek ongeveer 15 seconden om zich heen. Omstreeks 13:55 uur parkeerde een bruin/grijskleurige Ford Focus voor het portiek. De bestuurder (verder: meneer B) stapte uit en liep het portiek in. Omstreeks 13:58 uur kwam meneer A uit het portiek en haalde een grote zwarte tas met zachte inhoud uit de laadruimte van de Ford Focus. Daarmee liep hij het portiek weer in. Vlak daarna kwam meneer A samen met [appellant] naar buiten. Zij liepen een keer heen en weer en gingen daarna samen weer het portiek in. Omstreeks 14:16 uur kwam meneer B weer naar buiten en reed weg in de reeds genoemde Ford Focus. Hij droeg een voorwerp bij zich dat leek op een opgerolde handdoek of een tas.
3.1.5.In het proces-verbaal van bevindingen van brigadier [brigadier 2] staat onder meer het volgende. [brigadier 2] hoorde van [brigadier 1] dat de Ford Focus wegreed en dat de bestuurder iets in zijn handen had wat leek op een opgerolde handdoek. [brigadier 2] heeft een opvallend politievoertuig gevraagd om de Ford Focus te controleren op de identiteit van de bestuurder. [brigadier 2] hoorde dat haar collega’s van de [eenheid] eenheid de Ford Focus op de [straatnaam] oppikten en dat zij zagen dat de bestuurder iets naar de achterbank van de auto leek te leggen. Even later hoorde zij dat een plastic zak was aangetroffen met een grote hoeveelheid geld. Daarna is besloten om naar het pand te gaan. [appellant] was aanwezig en ging vrijwillig akkoord met een huiszoeking.
3.1.6.In het proces-verbaal van bevindingen van brigadier [brigadier 3] en hoofdagent [hoofdagent] staat onder meer het volgende. [brigadier 3] en [hoofdagent] zijn tijdens de huiszoeking naar de badkamer gelopen. Daar zagen zij een grote zwarte tas op de grond, een henneptop op de grond voor de wasmachine en een henneptop bovenop de droger. Ook zagen zij dat in de wasmachine een plastic zak lag van de Lidl. In die plastic zak zat een grote plastic gripzak met daarin een grote hoeveelheid hennep. Deze gripzak met hennep is in beslag genomen.
3.1.7.In de diverse processen-verbaal die naar aanleiding van het onderzoek zijn opgemaakt staat verder nog onder meer het volgende. De politieambtenaren die aan de huiszoeking hebben meegewerkt hebben bij het betreden van het portiek allemaal de geur van hennep waargenomen. De politieambtenaren hebben in de slaapkamer aan de achterzijde van de woning drie zwarte plastic tassen met daarin doorzichtige gripzakken aangetroffen. Ook vonden zij onder het bed een koffer met een grote weegschaal. In de zwarte plastic tassen en in de koffer zaten plantenresten van hennep. In de schuur van [appellant] zijn 233 opgestapelde zwarte lege potten en een rol zilveren isolatiefolie aangetroffen. In de grote zwarte tas in de badkamer zat een grote hoeveelheid kleding en een plastic zak met daarin een grote hoeveelheid mobiele telefoons en laders. In de slaapkamer aan de voorzijde van de woning is een digitale weegschaal aangetroffen.
3.1.8.In het rapport van brigadier [brigadier 4] d.d. 19 april 2016 is opgenomen dat in de plastic tas in de Ford Focus een geldbedrag van in totaal € 42.780,00 zat, dat in de drie zwarte plastic tassen in de slaapkamer 100 doorzichtige gripzaken zaten met een afmeting van 35 x 45 centimeter en dat na weging bleek dat de griptas in de badkamer 400 gram hennep bevatte.
3.1.9.De burgemeester van ’s-Hertogenbosch heeft bij brief van 2 september 2014 een bestuurlijke waarschuwing overtreding Opiumwet aan [appellant] gestuurd.
3.1.10.[appellant] is door de politierechter van de rechtbank Oost-Brabant, locatie
’s-Hertogenbosch bij vonnis van 1 juni 2015 strafrechtelijk veroordeeld wegens het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod. [appellant] heeft op 10 juni 2015 beroep ingesteld tegen dit vonnis. De kantonrechter heeft overwogen (eindvonnis rov. 9.2) dat [appellant] enkel is veroordeeld voor het aanwezig hebben van drugs, hiertegen is geen grief gericht, zodat ook dit behoort tot de vaststaande feiten.
3.2.1.In eerste aanleg heeft BrabantWonen gevorderd de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [appellant] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van een bedrag van € 370,14 per maand vanaf 1 november 2015 tot aan de dag van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft BrabantWonen gevorderd [appellant] te veroordelen in de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.2.2.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2.3.In het tussenvonnis van 7 januari 2016 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
3.2.4.In het mondeling tussenvonnis van 15 maart 2016 heeft de kantonrechter BrabantWonen opgedragen te bewijzen dat [appellant] in of vanuit het gehuurde heeft gehandeld in drugs.
3.2.5.Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft BrabantWonen in enquête als getuigen drie van de betrokken politieagenten doen horen. [appellant] heeft in contra-enquête als getuigen drie buurtgenoten laten horen. Voorts hebben beide partijen stukken overgelegd.
3.2.6.In het eindvonnis van 1 juni 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld dat BrabantWonen geslaagd is in de bewijslevering. De kantonrechter achtte bewezen dat [appellant] op 16 juli 2014 in de woning 400 gram hennep heeft gekocht. Op grond daarvan heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en [appellant] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen vier weken na betekening van het vonnis en tot betaling van een bedrag van € 370,14 voor ieder maand of gedeelte daarvan dat [appellant] de woning vanaf 1 november 2015 in gebruik heeft tot aan de ontruiming, met dien verstande dat ten aanzien van deze veroordeling geen executie mag plaatsvinden indien en voor zover [appellant] voor de betreffende maand dat bedrag aan huur heeft betaald. Voorts heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld in de proceskosten, inclusief de nakosten.