ECLI:NL:GHSHE:2019:1674

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 mei 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
20-000642-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling tot jeugddetentie voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van bepaalde tenlastegelegde feiten, maar werd wel veroordeeld tot jeugddetentie voor het medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven. De rechtbank had de verdachte 210 dagen jeugddetentie opgelegd, waarvan 127 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de jeugdbescherming en het volgen van therapieën.

De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 210 dagen, met een taakstraf als alternatief voor de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie. Het hof heeft het beroep van de verdachte in beperkte mate gegrond verklaard en de eerdere vrijspraak bevestigd, maar de strafoplegging aangepast. Het hof oordeelde dat de verdachte, gezien zijn leeftijd en omstandigheden, onder het commune strafrecht moest worden berecht.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 maanden en 1 week, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een agressieregulatie training. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf gelast. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de noodzaak van begeleiding om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000642-17
Uitspraak : 1 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 februari 2017, parketnummer 02-800086-16, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 02-811285-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1]
Hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, heeft de rechtbank verdachte vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde en is verdachte – onder toepassing van het jeugdstrafrecht – ter zake van het medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden (feit 1 primair) veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 210 dagen, waarvan 127 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren en met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij en begeleiding door de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag (Centrum voor ambulante forensische psychiatrie) en het volgen van Psycho Motorische Therapie. Voorts heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk aan verdachte opgelegde jeugd-detentie voor de duur van 60 dagen, de teruggave aan verdachte gelast van een in beslag genomen telefoon (Samsung Galaxy) en het geschorste bevel voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan verdachte onder feit 1 (primair en subsidiair) is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en verdachte – onder toepassing van het commune strafrecht – zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen, waarvan 127 dagen voorwaardelijke, met een proeftijd van 2 jaren en met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een ambulante behandeling op het gebied van trauma en/of agressieregulatie, indien en voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht, en (voortzetting van de) begeleiding door Humanitas Homerun. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal gelasten en zal omzetten in een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Ten slotte heeft de advocaat-generaal opgemerkt van mening te zijn dat er formeel geen beslag ligt, zodat daaromtrent ook geen beslissing genomen behoeft te worden.
De verdediging heeft:
  • primair vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit en afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging;
  • subsidiair, in geval van een veroordeling, verzocht om – onder toepassing van het jeugdrecht en rekening houdend met de schending van artikel 6 van het EVRM – de in eerste aanleg opgelegde straf te matigen en de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen dan wel deels toe te wijzen en om te zetten in een werkstraf;
  • verzocht om de teruggave aan verdachte te gelasten van de in beslag genomen mobiele telefoon (Samsung Galaxy).
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – en met de gronden waarop dit berust (inclusief de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van 60 dagen jeugddetentie en de motivering daarvan), met een verbeterde lezing (met instemming van de advocaat-generaal en de verdediging) van de bewezenverklaring en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit, met aanvulling van de bewijsmiddelen en met uitzondering van de strafoplegging. Het hof neemt derhalve ook de toepasselijke wettelijke voorschriften opnieuw op.
Het hof is ten slotte van oordeel dat de rechtbank ten onrechte de teruggave aan verdachte heeft gelast van een mobiele telefoon (Samsung Galaxy). Nu er formeel geen beslag meer ligt, zal het hof zich onthouden van een beslissing daaromtrent.
Bewezenverklaring
Het hof heeft, met de advocaat-generaal en de verdediging, geconstateerd dat de voorletters van het slachtoffer onjuist in de (tenlastelegging en) bewezenverklaring zijn opgenomen. Het hof leest de naam [slachtoffer] , gelet op dossierpagina 118a, verbeterd als [slachtoffer] . Verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De bewezenverklaring van feit 1 primair komt daarmee als volgt te luiden:
hij op 16 februari 2016 te Roosendaal tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders
 bij die [slachtoffer] een stroomstoot-wapen op het lichaam geplaatst en
 die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toegevoegd – zakelijk weergegeven – dat er een stok in zijn kont zou worden gestoken en hij naakt van een brug zou worden gegooid en dat hij in zijn kontje zou worden geneukt en
 meermalen geslagen tegen het gezicht en lichaam van die [slachtoffer] en
 die [slachtoffer] , mee genomen naar de kelder/berging van een woning (gelegen aan de [adres 2] ) en
 die [slachtoffer] , in die kelder/berging neergezet en tegen die [slachtoffer] (dreigend) gezegd dat hij zijn kleding uit moest doen en waarna die [slachtoffer] zijn kleding heeft uitgetrokken en
 de deur van die kelder/berging afgesloten.
Kwalificatie
Gelet op hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, welke bewezenverklaring het hof bevestigt (met inachtneming van het hiervoor overwogene), leest het hof de kwalificatie verbeterd, te weten als:

opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden

in plaats van: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
ofberoofd houden.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
Het hof vult de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, zoals opgenomen in het vonnis, aan met het proces-verbaal sporenonderzoek, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] d.d. 25 februari 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 126-130, voor zover inhoudende:
(pagina 126)
Op 16 februari 2016, omstreeks 19.45 uur, werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een gijzeling/ontvoering, gepleegd op 16 februari 2016 te 16.19 uur.
(pagina 127)
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , ben naar de [adres 2] gegaan om daar de kelderbox te onderzoeken. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb ik het politiebureau van Roosendaal, samen met de GGD arts, het letselonderzoek aan slachtoffer [slachtoffer] (
het hof begrijpt: [slachtoffer]) uitgevoerd. Na het letselonderzoek heb ik mij gevoegd bij het onderzoek op de plaats delict [adres 2]
Letselonderzoek slachtoffer:
Tijdens het letselonderzoek heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , het volgende waargenomen en geconstateerd. Aan de binnenzijde van de onderlip zag ik aan de linker- en rechterzijde twee verwondingen van ieder een lengte van ongeveer 0,5 cm.
(pagina 128)
Omschrijving plaats delict:
[adres 2] betreft een portiekflat, met een berging beneden. In deze berging waren de kelderboxen van de woningen gesitueerd.
Onderzoek kelderbox:
In de berging zagen wij een tak van ongeveer 110 centimeter lang en 1 centimeter breed rechtop tegen een muur naast de kelderbox 15B staan.
Het slot van de deur van de door ons onderzochte kelderbox 15B werd met behulp van de aanwezige sleutel van het slot gedraaid en geopend. Deze deur was naar binnen opendraaiend. Aan de binnenzijde van deze deur zat geen handgreep.
(pagina 129)
Het slachtoffer zou uit de kelderbox zijn ontsnapt doordat hij uit het raam zou zijn gekropen. Wij hebben de mogelijke vluchtroute nader onderzocht. In de buitenmuur van de kelderbox zat een uitzetraam met daarin veiligheidsglas. Het raam was ongeveer 40 cm x 40 cm groot. Wij zagen een uitzetgrendel van het raam op de vensterbank liggen. De uitzetgrendel was afgebroken. Op de aanwezige bevestigingsplaatsjes welke nog op het raamkozijn en het raam bevestigd zaten, waren scherpe randen zichtbaar. De afgebroken uitzetgrendel en de bevestigingsplaatjes vormden samen een souche. Doordat de uitzetgrendel niet meer bevestigd zat, was het mogelijk het raam geheel open te duwen. Het zou mogelijk zijn geweest om door de ontstane opening van het uitzetraam uit de kelderbox naar buiten te kruipen.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Zij hebben het slachtoffer bedreigd, getaserd en geslagen en hebben hem meegenomen naar een kelder/berging en hebben hem daar gedwongen zich te ontkleden. Hierna hebben zij zijn kleding meegenomen en hebben zij het slachtoffer in de afgesloten kelder/berging achtergelaten. Hij is door een raampje gevlucht en heeft zich naakt bij een school gemeld met het verzoek om hulp. Dit alles moet voor hem een angstige en vernederende ervaring zijn geweest.
Anders dan de rechtbank in eerste aanleg heeft beslist en door de verdediging in hoger beroep is verzocht, ziet het hof met de advocaat-generaal – in de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan – geen aanleiding om thans nog het adolescentenstrafrecht toe te passen. De stelling van de raadsman dat in deze bepalend is wat de situatie van verdachte was ten tijde van het delict is niet volledig. Ook omstandigheden die daarna zijn gebleken heeft het hof bij zijn beoordeling betrokken. Het hof heeft bij deze beslissing ten eerste vastgesteld dat verdachte twintig jaar was ten tijde van het feit en heeft voorts aansluiting gezocht bij het rapport van Reclassering Nederland d.d. 15 april 2019, waarin toepassing van het commune strafrecht wordt geadviseerd. Er is sprake van een vaste huisvesting, werk en inkomen, verdachte sport, heeft een partnerrelatie en een gezin waarvoor verdachte zich verantwoordelijk voelt. Verdachte heeft samen met zijn vriendin de zorg over hun zoontje en over de dochter van zijn vriendin. De kinderen zijn 5 en 3 jaar oud. Verdachte heeft aangegeven bereid te zijn zich te houden aan voorwaarden indien hem deze worden opgelegd. De reclassering verwacht geen problemen in het nakomen van afspraken door betrokkene. Naar het oordeel van het hof kunnen de punten en doelen waaraan verdachte thans nog dient te werken (via een ambulante agressieregulatie en/of traumabehandeling) worden gerealiseerd middels het meerderjarigenstrafrecht en is ook niet de toepassing van het minderjarigen strafrecht geïndiceerd. Om genoemde redenen ziet het hof geen aanleiding af te wijken van de hoofdregel dat voor meerderjarigen het meerderjarigenstrafrecht wordt toegepast.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheids-beneming voor de duur van 14 maanden met zich brengt. Het hof gaat derhalve ook voorbij aan de door de advocaat-generaal gevorderde strafduur, omdat daarin onvoldoende tot uitdrukkingen komt:
 dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 februari 2019, reeds eerder ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld;
 dat uit voornoemd uittreksel volgt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is;
 het gewelddadige en vernederende karakter van het bewezen verklaarde feit.
In deze zaak is hoger beroep ingesteld op 23 februari 2017 en het hof doet op 1 mei 2019 uitspraak. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting in hoger beroep, zal het hof verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden en 1 week. Het hof ziet voorts aanleiding om een deel van die straf voorwaardelijk aan verdachte op te leggen. Nu sprake is van recidive op het gebied van geweldsdelicten (agressie) en uit voornoemd rapport van de reclassering volgt dat verdachte baat heeft bij een behandeling op het gebied van agressieregulatie, acht het hof begeleiding door en een meldplicht bij de reclassering alsmede een ambulante agressieregulatie training als bijzondere voorwaarden wenselijk. Het hof zal de agressieregulatie training derhalve als aparte bijzonder voorwaarde opleggen. Dit ter voorkoming van recidive. Indien en voor zover de reclassering een aparte traumabehandeling nodig acht kan dat via de algemene aanwijzingsbevoegdheid van de reclassering worden gerealiseerd.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Het hof stelt vast dat er in deze zaak geen beslaglijst ligt en dat er volgens opgave van het openbaar ministerie geen in beslag genomen niet teruggegeven voorwerpen zijn. Een beslissing over het beslag is dan ook niet aan de orde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 63 en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van strafoplegging, zal de strafoplegging hier voor de duidelijkheid in zijn geheel opnemen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) maanden en 1 (één) week.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte/veroordeelde:
 zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het arrest meldt bij Reclassering Nederland op het adres Peter Vineloolaan 4 te Bergen op Zoom en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 zijn medewerking verleent aan en zich inzet voor begeleiding van Humanitas Homerun of soortgelijke ondersteuning, dit te bepalen door de reclassering, gericht op het regelen van praktische zaken en zich ook verder zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
 een ambulante behandeling op het gebied van agressieregulatie zal volgen en afronden, bij een door de reclassering aan te wijzen instantie, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften die hem in het kader van die behandeling worden gegeven.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte/ veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 februari 2013, parketnummer 02-811285-12, te weten van: jeugddetentie voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Stelt vast dat er geen in beslag genomen, niet teruggegeven voorwerpen zijn waarover een beslissing moet worden genomen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. E.N. van der Spoel, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 1 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.