ECLI:NL:GHSHE:2019:1655
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling voor minderjarigen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling voor minderjarigen. De vader, appellant in principaal appel, en de moeder, verweerster in principaal appel, zijn betrokken bij een geschil over de omgangsregeling en het gezag over hun kinderen. De beschikking van de rechtbank van 1 november 2018 had het hof verzocht om een onderzoek in te stellen en te adviseren over het gezag en een mogelijke omgangsregeling. Tevens werd er een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader en de kinderen via videochat contact mochten hebben in de weekenden dat er geen omgang was.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof vastgesteld dat de bijzondere curator in eerste aanleg ambtshalve door de rechtbank was benoemd op basis van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek. De bijzondere curator had de opdracht om te onderzoeken of de erkenning van de kinderen door de vader de ongestoorde verhouding tussen de moeder en de kinderen of de belangen van de kinderen zou kunnen schaden. Het hof heeft geconstateerd dat de bijzondere curator in hoger beroep opnieuw heeft gerapporteerd en geadviseerd, en dat zij is verschenen tijdens de mondelinge behandeling.
Het hof heeft besloten de bijzondere curator van haar taak te ontslaan, nu de beslissing omtrent de erkenning door de vader niet meer aan het hof voorligt en er voldoende advies is gegeven. De verdere beslissingen omtrent het gezag en de omgangsregeling zijn aangehouden. De beschikking is gegeven door de rechters H. van Winkel, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en H.M.A.W. Erven en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2019.