ECLI:NL:GHSHE:2019:1655

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
200.236.496_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling voor minderjarigen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling voor minderjarigen. De vader, appellant in principaal appel, en de moeder, verweerster in principaal appel, zijn betrokken bij een geschil over de omgangsregeling en het gezag over hun kinderen. De beschikking van de rechtbank van 1 november 2018 had het hof verzocht om een onderzoek in te stellen en te adviseren over het gezag en een mogelijke omgangsregeling. Tevens werd er een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader en de kinderen via videochat contact mochten hebben in de weekenden dat er geen omgang was.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof vastgesteld dat de bijzondere curator in eerste aanleg ambtshalve door de rechtbank was benoemd op basis van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek. De bijzondere curator had de opdracht om te onderzoeken of de erkenning van de kinderen door de vader de ongestoorde verhouding tussen de moeder en de kinderen of de belangen van de kinderen zou kunnen schaden. Het hof heeft geconstateerd dat de bijzondere curator in hoger beroep opnieuw heeft gerapporteerd en geadviseerd, en dat zij is verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

Het hof heeft besloten de bijzondere curator van haar taak te ontslaan, nu de beslissing omtrent de erkenning door de vader niet meer aan het hof voorligt en er voldoende advies is gegeven. De verdere beslissingen omtrent het gezag en de omgangsregeling zijn aangehouden. De beschikking is gegeven door de rechters H. van Winkel, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en H.M.A.W. Erven en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 mei 2019
Zaaknummer: 200.236.496/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/239062 FA RK 17-3069
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] , België
,
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel
,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.J.M. Stassen,
tegen
[de moeder],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Mestrini.

5.De beschikking d.d. 1 november 2018

Bij die beschikking heeft het hof aan de raad verzocht een onderzoek in te stellen en te adviseren over het gezag en een mogelijke omgangsregeling. Daarnaast heeft het hof een voorlopige omgangsregeling vastgesteld en bepaald dat de vader en de kinderen in de weekenden dat zij geen omgang met elkaar hebben gerechtigd zijn om via een videochat contact met elkaar te hebben. Iedere overige beslissing is aangehouden.

6.De verdere beoordeling in hoger beroep

6.1.
Pas na de sluiting van de mondelinge behandeling heeft het hof uit het dossier opgemaakt dat de bijzondere curator in eerste aanleg ambtshalve door de rechtbank is benoemd op grond van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) met het oog op de vraag of erkenning van de kinderen door de vader de ongestoorde verhouding tussen de moeder en de kinderen of de belangen van de kinderen niet zou kunnen schaden.
Het hof begrijpt verder uit de bestreden beschikking dat het onderzoek van de bijzondere curator zich kennelijk heeft uitgebreid naar aspecten buiten haar opdracht, waarbij de bijzondere curator de rechtbank ook advies heeft uitgebracht over de te nemen beslissing op de verzoeken van de vader inzake gezag en een omgangsregeling.
Zij is vervolgens in hoger beroep door de griffier van het hof als belanghebbende aangemerkt en opgeroepen om ter zitting te verschijnen en desgewenst verweer te voeren.
De bijzondere curator heeft hieraan gehoor gegeven en heeft in hoger beroep eigener beweging opnieuw gerapporteerd en geadviseerd en is verschenen en gehoord op de mondelinge behandeling van 25 september 2018.
6.2.
Nu de beslissing omtrent de erkenning door de vader niet meer aan het hof voorligt en de bijzondere curator ook in hoger beroep onderzoek heeft gedaan en het hof van voldoende advies heeft gediend, stelt het hof vast dat de bijzondere curator van haar taak kan worden ontslagen. De onderhavige beschikking strekt daartoe. Het hof zal de bijzondere curator in de verdere procedure dan ook niet langer aanmerken als belanghebbende.
6.3.
Omdat gebleken is dat de bijzondere curator niet in aanmerking komt voor een toevoegingsvergoeding van de Raad voor Rechtsbijstand en het hof eerst in een laat stadium de status van en de opdracht aan de bijzondere curator heeft onderkend, zal het hof in dit bijzondere geval in afwijking van de daartoe geldende (financiële) regeling bij afzonderlijke beslissing overgaan tot de begroting van een redelijk te achten vergoeding voor de werkzaamheden van de bijzondere curator in het hoger beroep. Het hof zal voor de hoogte van deze vergoeding aansluiten bij de regeling omtrent de vergoeding van de bijzondere curator.
6.4.
Iedere verdere beslissing omtrent het gezag en de omgangsregeling zal worden aangehouden.

8.De beslissing

Het hof:
ontslaat [de bijzondere curator] , kantoorhoudende te [kantoorplaats] , van haar taak als bijzondere curator over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
houdt iedere overige beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en mr. H.M.A.W. Erven en is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen op 2 mei 2019 in tegenwoordigheid van mr. C.E.M. Geertsma-van Ooijen, griffier.