Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/137590/HA ZA 06-245)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven, twee incidentele vorderingen en producties 1 t/m 5 van [appellant] ;
- de conclusie van antwoord in incident van [geïntimeerde] ;
- het arrest in de incidenten van 22 december 2015;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, tevens akte wijziging van eis, met producties 1 t/m 15 van [geïntimeerde] ;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, tevens antwoordakte wijziging van eis met producties 6 t/m 10 van [appellant] ;
- de akte indiening producties ten behoeve van schriftelijk pleidooi van [geïntimeerde] met producties 16 t/m 30;
- het schriftelijk pleidooi, te weten de pleitnota van [appellant] en de pleitnota van [geïntimeerde] .
3.De beoordeling
28 februari 2007vastgesteld dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde] door hem op 5 mei 2001 met geschoeide voet tegen het hoofd te schoppen en geoordeeld dat [appellant] aan [geïntimeerde] de schade moet vergoeden die hij ten gevolge van dit onrechtmatig handelen heeft geleden en nog zal lijden. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] op eigen schuld en uitlokking van [geïntimeerde] verworpen.
10 november 2009heeft het hof de grief van [appellant] aldus verstaan, dat de rechtbank (eerst) aan [geïntimeerde] bewijs had moeten opdragen om door middel van het horen van zijn behandelend artsen het gestelde causale verband en de gestelde schade te laten aantonen, zodat de rechtbank in zoverre ten onrechte een deskundigenbericht heeft gelast. Verder maakte [appellant] bezwaar tegen het aanstellen van deskundigen op zijn kosten.
daarvan vast te stellen en vast te stellen ofalle
door [geïntimeerde] gestelde klachten in causaal verband staan met het ongeval, heeft de rechtbank terecht een deskundigenonderzoek gelast.
24 april 2013heeft de rechtbank geconstateerd dat door een onfortuinlijke vergissing van de deskundigen [appellant] niet heeft kunnen reageren op de conceptrapporten van de deskundigen. Omdat [appellant] het heeft gelaten bij die enkele constatering en daar geen gevolgtrekkingen aan verbindt, ziet de rechtbank geen grond om te oordelen dat [appellant] door de gang van zaken in zijn belangen is geschaad. De rechtbank heeft verder overwogen dat de stelling van [appellant] dat [geïntimeerde] is gezien terwijl hij werkzaamheden verrichtte na de mishandeling nog niet wil zeggen dat hij geen klachten heeft. Het bewijsaanbod van [appellant] op dit punt achtte de rechtbank in zoverre niet relevant. In hoeverre [geïntimeerde] door de klachten daadwerkelijk niet meer in staat zou zijn werkzaamheden te verrichten, zou moeten blijken uit een onderzoek door een arbeidsdeskundige. De rechtbank overwoog verder: “
Voor het overige heeft [appellant] niets aangedragen waaruit de conclusie getrokken kan worden dat Verhagen zich door [geïntimeerde] op het verkeerde been heeft laten zetten. In feite doet [appellant] niet anders dan het herhalen van zijn stelling dat de diagnose louter is gebaseerd op de anamnese van [geïntimeerde] , dat [geïntimeerde] klachten simuleert dan wel al klachten had voor de mishandeling. Gelet op het feit dat er nu een rapport ligt van een onafhankelijke, door de rechtbank benoemde, deskundige had het op de weg van [appellant] gelegen om zijn vermoedens met concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen. (…) Het aanbod van [appellant] om dr. [getuige] als getuige te horen wordt (…) verworpen”.Met betrekking tot de bezwaren van [appellant] tegen het rapport van De Bijl overwoog de rechtbank in gelijke zin.
18 december 2013heeft de rechtbank aangekondigd om, zoals met partijen ter comparitie besproken, over te gaan tot de benoeming van een arbeidsdeskundige. Deze zou zijn vaste verzekeringsgeneeskundige en/of medisch adviseur kunnen benaderen voor het opstellen van een belastbaarheids- en beperkingenprofiel. Partijen werden in de gelegenheid gesteld te reageren op de door de rechtbank voorgestelde vragen aan de deskundige.
11 juni 2014heeft de rechtbank een arbeidsdeskundigenonderzoek bevolen en R. de Vree als deskundige benoemd. De rechtbank bepaalde dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [appellant] diende te worden voldaan en heeft overwogen dat indien [appellant] het voorschot niet tijdig betaalt, de rechtbank daaruit conform het bepaalde in artikel 196 lid 2 Rv de gevolgtrekking kan maken die zij geraden acht.
2 september 2015heeft de rechtbank geconstateerd dat [appellant] het voorschot niet heeft voldaan. Daarmee heeft [appellant] het onderzoek naar de concrete arbeidsdeskundige beperkingen gefrustreerd, terwijl hij geen poging heeft gedaan om duidelijk te maken dat hij niet in staat is om het voorschot te betalen, aldus de rechtbank.
- [geïntimeerde] was niet meer in staat om in Canada een landbouwbedrijf bestaande uit 1.200 opfokvarkens en 160 hectare landbouwgrond uit te oefenen;
- [geïntimeerde] was niet meer in staat het voergeldcontract voor 1.200 vleesvarkens d.d.
- [geïntimeerde] was niet meer in staat om de werkzaamheden zoals genoemd in de overeenkomst van 18 april 2001 met [de vennootschap] en de offerte meerprijs van Metselbedrijf [metselbedrijf] in eigen beheer uit te voeren;
- er is sprake van een behoefte aan huishoudelijke hulp;
- er is behoefte aan hulp bij werkzaamheden als gevolg van beperkingen in de sfeer van zelfwerkzaamheid.
Canada-project:
Voergeldcontract:
Verbouwing huis:
Caravanstalling:
.Schade in verband met loonwerk:
Kleding:
Telefoonkosten:
Parkeerkosten:
Reiskosten:
Ziektekosten
Verlies zelfwerkzaamheid
Huishoudelijke hulp
Kosten mr. Sleegers
Immateriële schade
voorschot€ 10.000,-
.
f730.000,-) in Canadese dollars in 2000 en het omwisselen van Canadese dollars (CAD 355.000,-) in euro’s in 2004, 2005 en 2012 en verwijst naar zijn toelichting die als productie 11 is overgelegd met daarbij gevoegd bankafschriften en een ‘bevestiging contante valuta transactie’.