In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingeleid door een man, zijn zoon en dochter tegen hun vrouw. De zaak betreft de huisvesting van de jong-meerderjarigen, die 21 en 18 jaar oud zijn, in het licht van een verslechterde relatie tussen de ouders. De man en de vrouw zijn getrouwd en huurders van een woning, maar de spanningen tussen hen zijn sinds 2017 toegenomen, wat heeft geleid tot een onhoudbare situatie. De vrouw heeft een eenmanszaak aan het woonadres, terwijl de kinderen nog schoolgaand zijn. De man heeft aangifte gedaan van bedreiging door de vrouw, en de vrouw heeft de man aangeklaagd voor mishandeling. In eerste aanleg zijn de vorderingen van de man afgewezen, maar de vrouw heeft in reconventie een vordering ingesteld om het gebruik van de woning te verkrijgen.
Het hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat de kinderen, die nog niet zelfstandig zijn en afhankelijk zijn van hun ouders, voorlopig in de woning moeten kunnen blijven wonen. De relatie tussen de vrouw en de kinderen is moeizaam, terwijl de relatie tussen de man en de kinderen beter is. Het hof heeft daarom besloten dat de man, samen met de kinderen, gerechtigd is tot het gebruik van de woning, terwijl de vrouw de woning moet verlaten. De vrouw krijgt veertien dagen de tijd om de woning te verlaten, met een dwangsom van € 250,-- voor elke dag dat zij weigert de woning te verlaten. De kosten van beide instanties worden gecompenseerd.