Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/329082 / HA ZA 17-245)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 14 mei 2018;
- de memorie van grieven van [appellant] van 25 september 2018 met producties en eiswijziging;
- het tegen geïntimeerde verleende verstek.
3.De beoordeling
- te veel betaalde belasting over de jaren 2012 tot en met 2015 € 12.437,=
- boete over het jaar 2015 p.m.
- heffingsrente omzetbelasting over de jaren 2012 tot en met 2014 € 1.689,=
- heffingsrente omzetbelasting over het jaar 2015 p.m.
- heffingsrente IB en ZVW over de jaren 2012 tot en met 2015 € 1.983,=
- werkzaamheden [administratiekantoor 2] tijdens procedure € 1.612,=
- verdere werkzaamheden [administratiekantoor 2]
buitengerechtelijke kostenbetreft stelt het hof vast dat deze post niet in het petitum van de memorie van grieven voorkomt en ook overigens in het geheel niet is toegelicht, zodat deze post niet aan de orde is.
p.m-postenbetreft stelt het hof vast dat [appellant] deze wel heeft genoemd maar daaraan geen concrete vordering heeft verbonden, zodat het hof daar verder aan voorbij gaat.
wettelijke rentebetreft heeft te gelden dat deze verschuldigd is vanaf het moment dat de schade is ontstaan, dat wil zeggen pas op het moment dat de desbetreffende kosten door [appellant] als benadeelde zijn voldaan. Vanaf dat moment, en in ieder geval eerst vanaf de gevorderde ingangsdatum van 1 april 2015, is de wettelijke rente in beginsel toewijsbaar.
- te veel betaalde belasting over de jaren 2012 tot en met 2015 € 12.437,=
- heffingsrente omzetbelasting over de jaren 2012 tot en met 2014 € 1.689,=
- heffingsrente IB en ZVW over de jaren 2012 tot en met 2015 € 1.983,=
- werkzaamheden [administratiekantoor 2] tijdens procedure
4.De uitspraak
in conventieten aanzien van de toegewezen verklaring voor recht (dictum 4.1) en de veroordeling tot betaling van € 9.067,75 (dictum 4.2);
in conventievoor het overige en, in zoverre opnieuw rechtdoende: