ECLI:NL:GHSHE:2019:1604

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
000352-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen schorsing voorlopige hechtenis in verkeerszaak met dodelijke slachtoffers

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de officier van justitie tegen de beschikking van de rechtbank die de voorlopige hechtenis van de verdachte had geschorst. De verdachte wordt beschuldigd van dood door schuld in het verkeer, waarbij hij als beginnend bestuurder met te hoge snelheid en onder invloed van alcohol een verkeersongeluk heeft veroorzaakt, resulterend in de dood van twee personen. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld in het licht van artikel 406 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat hoger beroep tegen een beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis alleen mogelijk is tegelijk met de einduitspraak.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende zwaarwichtige omstandigheden zijn die de schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. De rechtbank had eerder overwogen dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd en het feit dat hij spijt heeft van zijn handelen, niet in aanmerking komt voor schorsing van de voorlopige hechtenis, gezien de ernst van de feiten en de geschokte rechtsorde. Het hof heeft deze overwegingen bevestigd en geconcludeerd dat het belang van de samenleving bij voortzetting van de voorlopige hechtenis zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte.

Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep toegewezen en de beschikking van de rechtbank vernietigd, waarmee de voorlopige hechtenis van de verdachte werd herbevestigd. De uitspraak is gedaan op 29 april 2019 door de rechters van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Bijzondere zaak, nummer: AVNR. 000352-19
Parketnummer 1e aanleg: [parketnummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de [rechtbank] van [datum] , waarbij door de officier van justitie in de zaak tegen:

[naam verdachte]

geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de [rechtbank] van [datum] , bij welke beschikking het verzoek tot schorsing van de aan verdachte opgelegde voorlopige hechtenis werd toegewezen.
Het hof heeft kennis genomen van de akte rechtsmiddel waarbij de officier van justitie tijdig in beroep is gekomen tegen de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.M. Dunsbergen.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat er ernstige bezwaren jegens verdachte bestaan ter zake van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 doordat verdachte als beginnend bestuurder van een motorvoertuig met te hoge snelheid en onder invloed van alcohol een verkeersongeluk zou hebben veroorzaakt waarbij twee personen om het leven zijn gekomen.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet kan worden ontvangen in het hoger beroep omdat kort gezegd, er in feite sprake is van een beslissing van de rechtbank genomen na de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting. Weliswaar is de beslissing genomen door de raadkamer van de rechtbank, en niet ter terechtzitting, maar aangezien dat slechts een kwestie van appointering is geweest, is er naar het oordeel van de verdediging sprake van een situatie als bedoeld in artikel 406 van het Wetboek van Strafvordering, in welke bepaling een hoger beroep tegen een beslissing op een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis slechts mogelijk is tegelijk met de einduitspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het beroep af te wijzen en de beslissing van de rechtbank te bevestigen.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat het beroep wel ontvankelijk is nu er sprake is van een beslissing, die krachtens artikel 138 van het Wetboek van Strafvordering moet worden beschouwd als een beschikking nu het gaat om een in raadkamer genomen beslissing waartegen op grond van artikel 87 van het Wetboek van Strafvordering hoger beroep door de officier van justitie open staat.
Namens verdachte is op [datum] een schriftelijk verzoek ingediend bij de [rechtbank] strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Dat verzoek is door de rechtbank op [datum] in raadkamer behandeld. De beslissing is genomen op [datum] door de voorzitter en twee rechters, in tegenwoordigheid van de griffier. Krachtens artikel 138 van het Wetboek van Strafvordering worden onder rechterlijke beslissingen verstaan zowel beschikkingen als uitspraken van een rechter. Onder uitspraken worden verstaan de op de terechtzitting gegeven beslissingen. Onder beschikkingen worden verstaan de niet op de terechtzitting gegeven beslissingen. De rechterlijke beslissing waarbij het verzoek tot schorsing is toegewezen is een beschikking in de zin der wet.
Krachtens artikel 87 van het Wetboek van Strafvordering staat voor de officier van justitie beroep open wanneer het betreft een beschikking tot schorsing of tot wijziging van een beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Dat in de onderhavige zaak het onderzoek ter terechtzitting reeds ten tijde van het nemen van de beschikking was aangevangen, maakt dat niet anders nu de wet niet heeft voorzien in een beperking van de beroepsmogelijkheid krachtens artikel 87 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof zal derhalve de officier van justitie in het hoger beroep ontvangen.
Wat betreft de beslissing waarvan beroep overweegt het hof als volgt.
De voorlopige hechtenis is gebaseerd op het gevaar voor herhaling.
De rechtbank heeft in de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis overwogen:
“Het uitgangspunt is dat een verdachte het recht heeft zijn berechting in vrijheid af te wachten. Verdachte wordt verdacht van een zeer ernstig feit als gevolg waarvan twee verkeersdeelnemers om het leven zijn gekomen. De ernst van het feit staat in beginsel aan een schorsing van de voorlopige hechtenis in de weg. Daar staat tegenover dat verdachte een jong volwassene is (ten tijde van het feit was hij [leeftijd] ), dat hij oprecht spijt lijkt te hebben van zijn handelen en lijdt onder het feit dat hij moet leven in het besef dat twee mensen door zijn toedoen zijn omgekomen. De rechtbank kent aan deze feiten en omstandigheden relevante betekenis toe en stelt vast dat met het plan van aanpak en de bijzondere voorwaarden als vermeld in het reclasseringsadvies van [datum] de kans op herhaling tot op een voor de samenleving aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht. Het gaat dan onder meer om een drugs- en alcoholverbod, een verbod zich in het centrum van [plaats locatieverbod] te bevinden en een verplichting om op vooraf vastgestelde tijden op het verblijfadres [woonplaats] te verblijven, een en ander met elektronische controle. Om die reden zal het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis worden toegewezen.”
Het hof heeft eerder in deze zaak een beschikking genomen op een tegen de afwijzing van een verzoek tot schorsing namens de verdachte ingesteld hoger beroep. In die beschikking is door het hof onder meer het navolgende overwogen: “De verdachte heeft in beginsel het recht zijn berechting in vrijheid af te wachten. In de onderhavige zaak wordt verdachte verweten als bestuurder van een auto onder invloed van alcohol en met een aanmerkelijke overschrijding van de ter plaatse geldende maximum snelheid een verkeersongeval veroorzaakt te hebben met twee dodelijke slachtoffers. Dat is een feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Het is immers voor de samenleving niet te begrijpen en het zou overigens in strijd zijn met de geldende rechtsopvatting dat een verdachte jegens wie ernstige bezwaren bestaan dat hij zich aan een dergelijk feit schuldig heeft gemaakt, zijn berechting in vrijheid zou mogen afwachten. Schorsing van de voorlopige hechtenis is dan slechts aan de orde wanneer er sprake is van bijzondere zwaarwegende omstandigheden betreffende de persoon van de verdachte. Van dergelijke omstandigheden is het hof niet gebleken, weshalve het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden afgewezen.”
Het hof heeft derhalve in de onderhavige zaak als maatstaf voor een schorsing van de voorlopige hechtenis gehanteerd dat er sprake moet zijn van bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden, op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis, dient te wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte. Dat belang van de samenleving is erin gelegen dat er sprake is van een geschokte rechtsorde aangezien het voor de samenleving niet te begrijpen is en door die samenleving ook niet geaccepteerd zou worden wanneer degene jegens wie ernstige bezwaren bestaan dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig verkeersongeluk waarbij met te hoge snelheid en onder invloed van alcohol is gereden, met als gevolg dat twee verkeersdeelnemers zijn komen te overlijden, niet onmiddellijk in voorlopige hechtenis zou worden genomen en voorlopig wordt gehouden. De rechtbank heeft in haar overwegingen meegewogen de leeftijd van verdachte, ten tijde van het feit [leeftijd] , alsmede de omstandigheid dat verdachte spijt heeft en dat hij lijdt onder het feit dat hij moet leven in het besef dat twee mensen door zijn toedoen zijn omgekomen. Het hof ziet in deze feiten en omstandigheden, die ook al bij het hof bekend waren ten tijde van zijn eerdere beslissing, onvoldoende zwaarwichtige omstandigheden die in de onderhavige zaak reeds nu schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. Mitsdien komt het hof niet meer toe aan de vraag of de aan de schorsing verbonden voorwaarden toereikend zijn om het gevaar voor herhaling terug te brengen tot op een voor de samenleving aanvaardbaar niveau.

Het hof wijst toe het beroep en vernietigt de beslissing waarvan beroep.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst toe het hoger beroep.
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Aldus gedaan op 29 april 2019
door mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter, mr. F.J.M. Walstock en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. R. van Maaren, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 29 april 2019