ECLI:NL:GHSHE:2019:1600

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 april 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
20-001434-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 42 maanden gevangenisstraf voor poging tot doodslag en wapenbezit na schietincident in Terneuzen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1986 op de Nederlandse Antillen, werd beschuldigd van poging tot doodslag en het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 9 september 2017 in Terneuzen, waarbij de verdachte meerdere keren met een vuurwapen in de richting van de aangever heeft geschoten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte aanwezig was tijdens het schietincident en dat hij een vuurwapen en munitie van categorie II of III voorhanden heeft gehad. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 maanden. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag en wapenbezit. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van poging tot moord, maar veroordeelde hem wel voor de andere feiten. De opgelegde straf van 42 maanden gevangenisstraf werd als passend en geboden beschouwd, gezien de ernst van het geweld en de impact op de rechtsorde.

Uitspraak

Parketnummer: 20-001434-18
Uitspraak: 29 april 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 april 2018 in de strafzaak met parketnummer 02-700189-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres verdachte] ,
thans verblijvende in PI Zuid West - HvB De Torentijd te Middelburg.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte vrij zal spreken van het onder 1 primair impliciet primair ten laste gelegde (poging tot moord), bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 primair impliciet subsidiair (poging tot doodslag) en onder 2 ten laste is gelegd en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
Door de raadsman van verdachte is integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 september 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en/of rustig overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans eenmaal met een of meer vuurwapen(s) in de richting van die [aangever] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 9 september 2017 te Terneuzen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, [aangever] en/of [betrokkene] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, bestaande uit het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) dreigend met een of meer vuurwapen(s) in de richting van die [aangever] en/of in de richting van de woning van die [aangever] en [betrokkene] te schieten en/of het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), in elk geval dreigend met een of meer vuurwapen(s) in de nabijheid/omgeving van die [aangever] en/of [betrokkene] te schieten en/of het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voor [aangever] zichtbaar voorhanden hebben van een of meerdere (vuur)wapen(s);
2.
hij op of omstreeks 09 september 2017 te Terneuzen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie II en/of III, te weten een of meer vuurwapen(s) in de vorm van een (semi-) automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Parabellum en/of munitie van categorie III, te weten een aantal scherpe patronen, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 9 september 2017 te Terneuzen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, opzettelijk meermalen met een vuurwapen in de richting van die [aangever] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 9 september 2017 te Terneuzen, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie II of III, te weten een vuurwapen in de vorm van een (semi-) automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Parabellum en munitie van categorie III, te weten een aantal scherpe patronen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen [1]
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om verdachte van de gehele tenlastelegging vrij te spreken, wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is – kort gezegd – door de verdediging aangevoerd dat
nietkan worden vastgesteld:
dat verdachte aanwezig is geweest op de [straat aangever] in Terneuzen ten tijde van de schietpartij;
dat door de personen die daar wel waren, gericht is geschoten en (dus) sprake is van poging tot moord/doodslag of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
dat verdachte een vuurwapen (en munitie) van categorie II of III Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Voorts is door de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van vader en zoon [aangever] zodanig gekleurd, (onderling) tegenstrijdig en wisselend zijn, dat deze niet kunnen dienen als (ondersteunend) bewijs.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ter beoordeling van de door de zijde van de verdediging gevoerde verweren zal het hof allereerst de feiten en omstandigheden vaststellen, zoals deze naar het oordeel van het hof volgen uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verklaringen van de verdachten, alsmede de verklaringen van de partners van de verdachten, dusdanig wisselend en niet in overeenstemming met elkaar zijn, dat het hof deze verklaringen grotendeels als ongeloofwaardig ter zijde legt.
Aan het verweer van de raadsman inhoudende dat de verklaringen van vader [aangever] en zoon [betrokkene] niet kunnen dienen als ondersteunend bewijs, omdat deze verklaringen ongeloofwaardig en onbetrouwbaar moeten worden geacht, gaat het hof voorbij. Het hof ziet, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, geen reden om aan de betrouwbaarheid van die, van de lezing van de verdediging afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt dat deze verklaringen op essentiële onderdelen steun vinden in de andere bewijsmiddelen en - zodoende - bruikbaar zijn voor het bewijs. Het door de verdediging gestelde motief dat zij zouden hebben om verdachte zwart te maken is op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Incident Hulst
In de avond van 8 september 2017 zijn [medeverdachte 3] , zijn vriendin [vriendin medeverdachte 3] , de broers [verdachte] (hierna gebruikt het hof de bijnaam van [verdachte] : [verdachte] ) en [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) met de auto van de vriendin van [verdachte] , [vriendin verdachte] , een grijze Volkswagen Golf 7 met kenteken [kenteken] , naar Hulst gereden [2] . Aldaar heeft op 9 september 2017 op enig moment een incident in een café plaatsgevonden, waarbij [verdachte] door [betrokkene] met een glas in het gezicht is geraakt [3] .
Omstreeks 4.15 uur die nacht is verbalisant F. Lockefeir op de Grote Markt te Hulst waar hij een man met een donkere huidskleur, ongeveer 25 à 30 jaar oud, lange dreads en bebloed gezicht heeft aangetroffen aan de voorzijde van [naam cafe] . Lockefeir zag dat het shirt van de man aan de voorzijde volledig doordrenkt was met bloed. Nadat Lockefeir tegen de man had gezegd dat er een ambulance onderweg was, heeft de man gezegd: “Ik heb geen ambulance nodig”. Vervolgens riep de man: “Ga maar naar de [straat aangever] !” [4] . Enkele minuten later liep deze man op de Grote Markt richting een grijze/zilvergrijze Volkswagen Golf en vertrok met een onbekend aantal personen in dit voertuig. Verbalisant Timmerman zag op 9 september 2017 omstreeks 4.10 uur voor [naam cafe] in Hulst ook een man met een bebloed gezicht, donkere huidskleur, ongeveer 30 jaar oud, lange dreads en een aan de voorzijde volledig met bloed doordrenkt shirt, die door een aantal personen in een op de Grote Markt geparkeerde grijs/zilverkleurige Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] werd gezet, welke vervolgens wegreed. [5] [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard [6] dat zij met de auto van [medeverdachte 3] (hof: [medeverdachte 3] ) naar huis (hof: Terneuzen) zijn gegaan, dat [medeverdachte 3] reed en dat hij samen met zijn broer [verdachte] achterin de auto zat. Op camerabeelden is te zien dat voornoemde auto om 04.19 uur de Grote Markt in Hulst verlaat [7] . De verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij na het incident in Hulst daar heen een weer liep en heeft gehoord dat degene die hem met het glas had geraakt een Turkse jongen, genaamd [voornaam betrokkene] of [voornaam betrokkene] was en dat hij zou wonen op de [straat aangever] [8] (het hof begrijpt: in Terneuzen).
Het hof stelt aan de hand van voorgaande bewijsmiddelen vast dat de man met het bebloede gezicht, de verdachte [verdachte] betrof.
[betrokkene] heeft verklaard [9] dat hij in de nacht van 8 op 9 september 2017 in Hulst is geweest, dat hij contact heeft gehad met een persoon met lange dreads die [verdachte] wordt genoemd en dat hij [verdachte] met een glas in zijn gezicht heeft geraakt. [verdachte] was daar samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Van [medeverdachte 1] weet [betrokkene] te zeggen dat hij een donkergetinte wat oudere man is, niet zo lang van postuur, die met een vrouw uit Terneuzen gaat en in zijn nek wat haar heeft.
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] op 9 september 2017 om 04.19 uur vanaf de Grote Markt in Hulst samen in de grijze/zilvergrijze Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] hebben gezeten en naar Terneuzen zijn gereden.
Met betrekking tot de persoonskenmerken van de verdachten ten tijde van dit incident stelt het hof vast dat [medeverdachte 3] 32 jaar was en 1,79 meter lang, dat [verdachte] 31 jaar was, ongeveer even groot als [medeverdachte 3] en met dreadlocks, dat [medeverdachte 1] 44 jaar was, 1,72 meter lang en bovenop zijn hoofd kaal was met wat langer haar in de nek [10] .
Traject Hulst-Terneuzen
Omstreeks 4.30 uur zegt [betrokkene] thuisgekomen te zijn aan de [adres aangever] te Terneuzen. (Het hof houdt het erop dat dit later dan 4.30 uur moet zijn geweest omdat de afstand vanaf de Grote Markt in Hulst naar de [straat aangever] in Terneuzen blijkens een openbare bron op internet 26 minuten rijden is). Op het moment dat [betrokkene] samen met zijn vriendin aan kwam rijden op het [straat W] zagen zij op de [straat L] , aan het begin van de [straat aangever] , een zilvergrijze Golf 7 stilstaan met de neus van het voertuig in de richting van de [adres aangever] en met de verlichting aan. [voornaam betrokkene] heeft verklaard dat hij hierdoor een rotgevoel kreeg, bang werd en zich door zijn vriendin op het [straat W] , ter hoogte van de brandgang, heeft laten afzetten. [voornaam betrokkene] is vervolgens door de brandgang gerend, over de schutting gesprongen en via de achtertuin de woning aan de [adres aangever] binnengegaan. Bij thuiskomst heeft [voornaam betrokkene] aan zijn ouders verteld wat er eerder die nacht was gebeurd [11] .
Het hof stelt vast dat bij onderzoek in de grijze Golf 7 een zwarte Alcatel mobiele telefoon is aangetroffen, toebehorende aan [medeverdachte 1] [12] . Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2018, opgemaakt door verbalisant P.L.J. Kempeneers, blijkt dat de vijf foto’s die zijn aangetroffen op deze telefoon volgens de bestandsgegevens met dit toestel zijn gemaakt op 9 september 2017 tussen 4.39 uur en 5.02 uur. Uit onderzoek naar deze foto’s bleek dat het vrijwel zeker is dat deze op de datum en het tijdstip zijn genomen die bij de bestandsgegevens worden weergegeven. Dit blijkt behalve uit de datum en tijd in de bestandsgegevens ook uit de bestandsnaam van de foto’s die automatisch wordt gegenereerd. In de bestandsnaam is onder andere de datum verwerkt. Bij alle vijf de foto’s is deze datum 9 september 2017. Verder zijn de foto’s genomen met het cameramodel van deze telefoon. Ook wijst de locatie waar de foto’s zijn opgeslagen er op dat deze op de vermelde datum en tijd zijn genomen met het toestel waar de foto’s in zijn aangetroffen. De vijf foto’s zijn namelijk aangetroffen in de map waar standaard de met het toestel gemaakte foto’s worden opgeslagen.
Op de geheugenkaart in voornoemde telefoon zijn de navolgende afbeeldingen aangetroffen, gemaakt op 9 september 2017, op de genoemde tijdstippen, waarvan is vastgesteld dat deze tijdsinstelling overeenkomt met de daadwerkelijke tijd [13] :
04.39.44 uur [14] : op de afbeelding is [verdachte] te zien met bebloed gezicht, ontbloot bovenlijf, grijs t-shirt met bloedvlekken in de hand en donkerblauwe boxer met lichtblauwe band;
04.39.48 uur [15] : op de afbeelding is een persoon te zien met ontbloot bovenlijf en
t-shirt met bloedvlekken in de hand, vuurwapen dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand. Gelet op de overeenkomsten met de vorige afbeelding en de korte tijdspanne van 4 seconden oordeelt het hof dat het niet anders kan zijn dan dat dit ook [verdachte] is. Tevens is een arm in beeld van een ander persoon dan [verdachte] ;
04.43.56 uur [16] : op de afbeelding is een deel van een buik/t-shirt en een deel van een vuurwapen dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (zijnde een ander vuurwapen dan hiervoor vermeld) te zien, waarvan is vastgesteld dat het t-shirt op deze afbeelding gelijk is aan het t-shirt dat door [medeverdachte 1] is gedragen, zoals te zien op de camerabeelden te Hulst, alsmede op de volgende afbeelding;
05.02.20 uur [17] : op de afbeelding is een persoon te zien met een vuurwapen dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand die herkend wordt als zijnde [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij te zien is op deze foto [18] ;
05.05.13 uur en 05.05.50 uur [19] : twee afbeeldingen, waarop – zoals hiervoor is vastgesteld – [verdachte] te zien is, zijn verstuurd naar het telefoonnummer (+31638123617) van de dochter van de vriendin van [medeverdachte 1] . [20]
Tussenconclusie
Op basis van de hiervoor omschreven op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen afbeeldingen, alsmede de bijbehorende tijdstippen, stelt het hof vast:
- dat [verdachte] om 4.39 uur een vuurwapen, dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn hand heeft, waar iemand anders dan [verdachte] een foto van heeft gemaakt;
- dat [medeverdachte 1] vier minuten later, om 4.43 uur, een ander vuurwapen, dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, vast heeft;
- dat [medeverdachte 1] om 5.02 uur nog steeds beschikt over dat vuurwapen, dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp;
- dat de twee afbeeldingen waarop [verdachte] te zien is om 5.05 uur vanaf de telefoon van [medeverdachte 1] zijn verzonden naar de dochter van de vriendin van [medeverdachte 1] ;
- dat [medeverdachte 1] ten minste tot 5.02 uur in het bezit is geweest van zijn telefoon, omdat hij op dat moment zelf te zien is op de afbeelding en naar het hof aanneemt ook nog op 5.05 uur, aangezien er geen begin van aannemelijkheid is dat iemand anders dan [medeverdachte 1] die foto’s naar zijn stiefdochter zou hebben gestuurd. [medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat hij haar “leuke dingen, grappen” stuurt. [21]
De niet consistente verklaringen die [medeverdachte 1] heeft gegeven over het kwijtraken van zijn telefoon en over de gemaakte foto’s (waaronder “ik heb geen foto’s gemaakt in te café in Hulst, in de auto of daarna (dossierp. 140); “de foto (van 05.02.20 uur, hof) stond al lang op mijn telefoon en heb ik veel eerder gemaakt” (dossierp.145)) worden weersproken door de hiervoor omschreven vaststellingen. Ook door de verdachte [verdachte] is geen (aannemelijke) verklaring gegeven voor de gemaakte foto’s.
Schietincident Terneuzen
Omstreeks 05.30 uur komt bij de politie de melding binnen dat zou zijn geschoten op de [adres aangever] te Terneuzen, waar de familie [aangever] woonachtig is. Door het Operationeel Centrum werd doorgegeven dat er vier personen bij het schietincident waren weggegaan en dat er een zilverkleurige Volkswagen Golf gezien was. Door verbalisanten ter plaatse wordt, komende vanuit de richting [straat aangever] , een zilverkleurige Volkswagen Golf gezien, naar even later bleek met kenteken [kenteken] . De bestuurder bleek [medeverdachte 3] en de bijrijder [medeverdachte 2] [22] . De verdachte [medeverdachte 2] wordt ook wel [bijnaam medeverdachte 2] wordt genoemd [23] . De aanhouding van de verdachten vond plaats om 5.39 uur [24] . [medeverdachte 3] heeft op dat moment verklaard dat hij enkele minuten eerder, zijn twee neven, genaamd [verdachte] en [medeverdachte 1] in de [straat V] in Terneuzen had afgezet [25] . In de auto wordt onder meer het rijbewijs, een bank pas en het identiteitsbewijs van [verdachte] aangetroffen, alsmede -zoals eerder al is opgemerkt- de mobiele telefoon van het merk Alcatel, toebehorende aan [medeverdachte 1] [26] .
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant De Ridder [27] , die omstreeks 5.40 uur ter plaatse was op de [adres aangever] te Terneuzen, komt naar voren dat zij [aangever] (vader van [betrokkene] en wonende op dat adres) heeft horen zeggen dat hij op enig moment geschreeuw had gehoord, naar het badkamerraam was gelopen en uit het raam had gezien dat er meerdere Antillianen in zijn voortuin stonden. Eén van deze Antillianen stond in zijn voortuin, net niet op de weg, ter hoogte van zijn voordeur. Deze Antilliaan had een vuurwapen op hem gericht. Hierop zou [aangever] hebben geroepen: “Schiet dan, schiet dan!” Door de Antilliaanse persoon met het vuurwapen is toen meerdere keren in de richting van [aangever] , die in de badkamer stond, geschoten. Voorts heeft [aangever] gezegd dat één van deze jongens lang rasta haar had en dat een andere krullend haar had, als een soort broccoli kapsel.
In het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant Q. Alma [28] , wordt door voornoemde verbalisant gerelateerd dat hij ter plaatse [betrokkene] heeft horen zeggen: “Het zijn die gasten uit Hulst (…) een daarvan had dreads”. Tevens heeft verbalisant Alma [voornaam betrokkene] horen zeggen dat ze in de voortuin stonden en dat ze ook voor de buren van huisnummer 8 hadden gestaan.
Omstreeks 9.45 uur die ochtend heeft verbalisant D.J. Zwartepoorte gesproken met aangever [aangever] [29] . Tijdens dit gesprek heeft [aangever] verklaard dat hij kort nadat zijn zoon [voornaam betrokkene] rond 5.00 uur thuis was gekomen en had verteld over het incident in Hulst, geluiden op straat hoorde aan de voorzijde van de woning. Via het raam van de badkamer zag hij dat er vier Antilliaanse gasten bij hem voor de woning stonden. Hierop heeft hij het raam geopend en gevraagd wat ze wilden. Vervolgens vertelde [aangever] dat hij meerdere vuurwapens zag en dat een van de personen een vuurwapen op hem richtte. Voorts verklaarde hij dat de persoon die een vuurwapen op hem richtte en ook in zijn richting schoot een persoon was met lange dreads waarvan hij weet dat deze persoon [verdachte] wordt genoemd. [aangever] verklaarde dat er vanaf de straat voor de woning een aantal maal in zijn richting is geschoten op het moment dat hij via het badkamerraam aan het roepen was. [aangever] vertelde dat hij vervolgens naar beneden is gelopen en via de voordeur naar buiten is gegaan. Op het moment dat hij buiten was, zag hij dat de vier mannen vanuit de richting van de [straat L] een aantal maal in zijn richting schoten en daarna snel wegrenden.
In zijn aangifte [30] heeft aangever [aangever] de hiervoor opgenomen verklaringen in grote lijnen herhaald, met dien verstande dat hij heeft verklaard dat er tevens een wat oudere persoon bij was.
[betrokkene] heeft in zijn verhoor op 18 september 2018 [31] verklaard dat hij heeft gezien dat [verdachte] in de voortuin van hun woning ter hoogte van de voordeur stond en dat hij een wapen gericht had op zijn vader, op het moment dat zijn vader in de badkamer stond. Op dat moment zag [voornaam betrokkene] vier personen, dit waren [verdachte] , [medeverdachte 1] , [bijnaam medeverdachte 2] (hof: verdachte [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] . [voornaam betrokkene] zag dat [medeverdachte 3] wat stilstond in de straat, ter hoogte van nummer 4 en 6. Voorts zag hij [medeverdachte 1] en [bijnaam medeverdachte 2] steeds wat heen en weer rennen op het moment dat [verdachte] bij de voordeur stond. [voornaam betrokkene] geeft een omschrijving van de persoon die hij [bijnaam medeverdachte 2] noemt (het hof begrijpt de verdachte [medeverdachte 2] ), te weten dat hij een licht getinte huidskleur heeft, lang krullend haar en dat zijn haarkleur niet blond en ook niet donker is. Met betrekking tot [verdachte] geeft [voornaam betrokkene] aan dat hij later (een paar uur na het schietincident) heeft gehoord dat deze man [verdachte] heet, en dat de persoon in Hulst, die hij met het glas in zijn gericht heeft geraakt, dezelfde persoon was die toen in hun voortuin stond. Kort na het schietincident hoorde [voornaam betrokkene] een auto rijden. Hierop is [voornaam betrokkene] naar buiten gelopen, in de richting van de [straat B] gerend en zag vervolgens van links dezelfde Golf 7, die hij die nacht voor zijn thuiskomst met brandende lichten in de [straat L] had zien staan, aan komen rijden. Vanaf rechts zag hij de politie komen, die de grijze Golf achterna is gegaan. [betrokkene] is vervolgens samen met zijn vader in de auto achter de politie aangereden en heeft gezien hoe de inzittenden van de Volkswagen Golf door de politie werden aangehouden.
Bij de rechter-commissaris d.d. 6 maart 2018 blijft [betrokkene] bij zijn eerder afgelegde verklaring dat hij vier personen bij het schietincident heeft gezien en noemt daarbij dezelfde vier namen. Verder verklaart hij daar dat hij weet dat [verdachte] geschoten heeft en dat hij ook [bijnaam medeverdachte 2] zeker had herkend. Met de verdediging heeft het hof vastgesteld dat [betrokkene] in zijn verklaring bij de rechter-commissaris, die een half jaar na het incident is afgelegd, niet als zeker volhardt in zijn eerder gedane herkenningen van de andere twee verdachten ( [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ). Het hof merkt op dat dit te wijten kan zijn aan het tijdsverloop en oordeelt dat de inhoud van deze latere verklaring niet afdoet aan de geloofwaardigheid van de direct na het incident tegenover de politie afgelegde verklaringen, waarin hij ook [medeverdachte 1] gedetailleerd en kloppend heeft beschreven. [medeverdachte 1] had (ook) destijds immers een relatie met een vrouw in Terneuzen (dossierp. 365), is donkergetint, had wat haar in de nek en is niet zo lang van postuur.
De [getuige 1] , woonachtig aan de [straat aangever] 6, heeft verklaard [32] dat zij die nacht omstreeks 5.30 uur vier mannen op straat zag staan, vermoedelijk allen van Antilliaanse afkomst. Enkele mannen stonden ter hoogte van huisnummer 10 te schreeuwen en van de vier mannen was er één duidelijk ouder was dan de anderen. De getuige schat de leeftijd van de andere drie tussen de 20 en 30 jaar oud.
Naar aanleiding van het schietincident in de [straat aangever] is door de afdeling forensische opsporing onderzoek verricht [33] . In de [straat aangever] werd nagenoeg in het midden voor de woning van aangever, pandnummer 10, een deel van een gedeformeerde kogelmantel aangetroffen en wel nabij de verharde voortuin tussen de straatklinkers op de rijbaan. Ter hoogte van pandnummer 6, nabij de voortuin op de rijbaan, werd een huls aangetroffen, ter hoogte van pandnummer 4, nabij de voortuin op de rijbaan, werd één patroonhuls en één volmantelpatroon aangetroffen, en tegenover en ter hoogte van pandnummer 2 werden in totaal vijf patroonhulzen aangetroffen [34] . Boven de voordeur van de woning aan de [adres aangever] is een vermoedelijke schotbeschadiging aangetroffen. Tevens is een schotbeschadiging aangetroffen in een geparkeerde auto aan de [straat aangever] en werd hierin een gedefragmenteerde projectiel aangetroffen. [35]
Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) wijst uit dat het ten minste zeer veel waarschijnlijker is dat voornoemde zeven hulzen zijn verschoten met een en hetzelfde vuurwapen dan met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. De hulzen en het patroon zijn alle van het kaliber 9mm Parabellum. De zeven hulzen zijn vermoedelijk verschoten met een (semi-)automatisch werkend pistool. Ook de voor de woning [adres aangever] gevonden kogelmantel past het best bij het kaliber 9mm Parabellum en past bij (semi-)automatisch werkende pistolen, aldus nog steeds het NFI in dit rapport. Of de hulzen enerzijds en het manteldeel anderzijds afkomstig zijn uit één en hetzelfde vuurwapen kon niet worden vastgesteld. [36]
Het hof stelt vast dat het beeld dat volgt uit de verklaringen van voornoemde aangever en getuige over het verloop van het schietincident bevestiging vindt in de resultaten van het forensisch sporenonderzoek. Het hof gaat er dan ook van uit dat het schietincident heeft bestaan uit twee fasen, te weten de eerste fase waarbij in/nabij de voortuin van de [adres aangever] meermalen door [verdachte] gericht op het geopende badkamerraam - waar [aangever] stond - is geschoten en de tweede fase waarbij de vier verdachten ( [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) op die [straat aangever] zijn weggelopen/weggerend in de richting van de [straat L] (in de richting van de lagere even huisnummers) en waarbij nogmaals meerdere keren is geschoten in de richting van de [adres aangever] . Het is onduidelijk door wie die volgende schoten (in die tweede fase) zijn afgevuurd. Het gegeven dat [aangever] en [getuige 1] spreken van “vier Antillianen” (dossierp. 284 en 286) respectievelijk “vier mannen, vermoedelijk allen van Antilliaanse afkomst” (dossierp. 342) en dat [medeverdachte 2] als enige van de vier mannen niet van Antilliaanse afkomst is en geen donkere huidskleur heeft, doet er niet aan af dat het hof ook bewezen acht dat [medeverdachte 2] een van de vier mannen is geweest die bij het onderhavige schietincident is betrokken. Het hof leidt dat af uit het feit dat [medeverdachte 2] onmiddellijk na het schietincident is aangetroffen in de auto die kort vóór en na het schietincident in de onmiddellijke omgeving van de [adres aangever] is gesignaleerd en waarin eigendommen lagen van mededaders [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , waaronder de telefoon van [medeverdachte 1] met net vóór het schietincident gemaakte opnames van [verdachte] en [medeverdachte 1] met (op) vuurwapens (gelijkende voorwerpen). Bovendien is het zeer veel waarschijnlijker dat op de bemonstering van de handen van [medeverdachte 2] na zijn aanhouding schotresten aanwezig waren, dan dat dit niet zo is, [37] hetgeen duidt op betrokkenheid bij een schietincident. Ten slotte had [medeverdachte 2] destijds, zoals [betrokkene] al omschreef, inderdaad krullend halflang haar, dat noch blond noch donker was, blijkens zijn foto op de ID-staat van 10 september 2017 [38] .
Conclusie: rol [verdachte]
Het hof leidt uit al het voorgaande af dat de eerste fase van het schietincident heeft bestaan uit het meermalen gericht schieten door [verdachte] in de richting van het badkamerraam waar [aangever] stond. Anders dan de verdediging heeft gesteld, is het hof van oordeel dat op basis van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [verdachte] aanwezig is geweest op de [straat aangever] te Terneuzen ten tijde van het schietincident, dat hij een vuurwapen (en munitie) van categorie II of III voorhanden heeft gehad en dat daarmee door [verdachte] gericht is geschoten op aangever [aangever] .
Voorgaande feiten en omstandigheden in aanmerking genomen brengen het hof tot de vraag of van de zijde van de verdachte opzettelijk, minstgenomen in voorwaardelijke zin, is gehandeld.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval de levensberoving van [aangever] – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Van deze aanmerkelijke kans moet verdachte wetenschap hebben gehad en hij moet die aanmerkelijke kans hebben aanvaard.
Bij dat laatste verdient het opmerking dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer zijn gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Op basis van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, alsmede de inhoud van het dossier stelt het hof vast dat verdachte meermalen met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van aangever [aangever] . Het hof gaat voor wat betreft de onderlinge afstand ten tijde van het schieten uit van de verklaring van aangever, inhoudende dat hij in de badkamer voor het raam stond en de schutter in zijn voortuin, net niet op de weg, ter hoogte van zijn voordeur stond en dat verdachte meerdere keren in diens richting heeft geschoten.
Het onder deze omstandigheden afvuren van een wapen maakt dat er naar het oordeel van het hof een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans bestond dat [aangever] , terwijl hij in de badkamer voor het raam stond, door een kogel dodelijk zou worden getroffen. Daarbij acht het hof van belang het feit dat [aangever] geen statisch object was, maar een mens die zich pleegt te bewegen.
Het onder de hiervoor beschreven omstandigheden schieten met een vuurwapen in de richting van [aangever] , is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op de levensberoving van die [aangever] dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich van de aanmerkelijke kans op vorenbedoeld gevolg bewust is geweest en deze ook heeft aanvaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot andere oordelen dan hiervoor gegeven.
Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [aangever] heeft gehad.
Vrijspraak voorbedachte raad
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord, nu niet kan worden vastgesteld dat sprake was van kalm beraad en rustig overleg alvorens door verdachte op aangever is geschoten. Het hof zal verdachte derhalve van het onder 1 primair impliciet primair ten laste gelegde feit, poging tot moord, vrijspreken.
Gelet op al het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 2
Naar het oordeel van het hof kan tevens wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich op 9 september 2017 schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit, met dien verstande dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie II of III en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
Na het schietincident zijn ter hoogte van de [straat aangever] 2, 4 en 6 een scherp patroon, een kogelmantel en zeven hulzen aangetroffen. Uit het munitieonderzoek van het NFI d.d. 4 januari 2018 is gebleken dat zowel de patroon als de zeven hulzen van het kaliber 9mm Parabellum zijn. Zoals eerder opgemerkt wijst hetzelfde onderzoek uit dat het ten minste zeer veel waarschijnlijker is dat voornoemde hulzen zijn verschoten met een en hetzelfde vuurwapen dan met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. De hulzen zijn vermoedelijk verschoten met een (semi-)automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm. Het merk van het pistool kan niet worden vastgesteld. Het hof stelt ambtshalve vast dat munitie van het kaliber 9mm geschikt is voor wapens van zowel categorie II als categorie III en derhalve munitie is van categorie III, zodat in zoverre tot een bewezenverklaring gekomen kan worden.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt voorts dat de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging een wapen en munitie voorhanden hebben gehad. Voor een veroordeling ter zake artikel 26 Wet wapens en munitie is vereist dat er sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie. Hiervan is gezien de inhoud van de bewijsmiddelen ten aanzien van alle verdachten sprake geweest.
Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het bewezen verklaarde feit een gewelddadig feit is waardoor de rechtsorde wordt geschokt en dat in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengt;
- de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van een feit als het bewezen verklaarde feit – naast de lichamelijk gevolgen – nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 maart 2019, waaruit onder andere blijkt dat hij in het verleden (2007 en 2004) onherroepelijk is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten;
- de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het voorgaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Gelet op de ernst van het door de verdachte toegepaste geweld, acht het hof – gelijk aan de vordering van de advocaat-generaal – een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 47, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. P.M. Frielink en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.H. Verhoeven-van der Heijden, griffier,
en op 29 april 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. C.M. Hilverda en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt telkens – tenzij anders vermeld - verwezen naar paginanummers van het procesdossier van de politie Zeeland-West-Brabant, Districtsrecherche, Schietincident [adres aangever] Terneuzen, proces-verbaalnummer 201707121216.2825.AMB, gesloten op 8 december 2017.
2.Dossierpagina 33, 98, 104, 105 en 348.
3.Dossierpagina 355 en 356.
4.Dossierpagina 165.
5.Dossierpagina 162.
6.Dossierpagina 139.
7.Dossierpagina 202.
8.Dossierpagina 99 en 210.
9.Dossierpagina 356.
10.Dossierpagina 38, 106 en 137.
11.Dossierpagina 357.
12.Dossierpagina 143, 211-212 en 222.
13.Dossierpagina 224 en 225.
14.Dossierpagina 111, 112, 116, 233 en 242.
15.Dossierpagina 234.
16.Dossierpagina 234, 253, 25, 256.
17.Dossierpagina 238, 253, 255, 257, 258.
18.Dossierpagina 144 en 151.
19.Dossierpagina 239, 240, 242, 243, 370
20.Dossierpagina 240, 370, 371, 145.
21.Dossierpagina 145.
22.Dossierpagina 166, 167, 168.
23.Dossierpagina 36.
24.Dossierpagina 19.
25.Dossierpagina 170.
26.Dossierpagina 211.
27.Dossierpagina 259, 260.
28.Dossierpagina 261.
29.Dossierpagina 284.
30.Dossierpagina 285 ev.
31.Dossierpagina 358 ev.
32.Dossierpagina 342-343.
33.Dossierpagina 263.
34.Proces-verbaal sporenonderzoek van N.J. van der Schelde en T.A. van Trier, d.d. 23 oktober 2017.
35.Proces-verbaal sporenonderzoek van E.C. Poppe en T. Klap,, d.d. 11 september 2017.
36.Rapport van 4 januari 2018, opgemaakt door W. Kerkhoff.
37.NFI-rapport van ing. S.B.C.G. Chang d.d. 16 november 2017, dossierpagina’s 371 e.v.
38.Dossierpagina 59.