ECLI:NL:GHSHE:2019:1532
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en partneralimentatie na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de vaststelling van kinderalimentatie en partneralimentatie na een echtscheiding. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een verzoek tot vaststelling van partneralimentatie en kinderalimentatie ingediend, welke door de rechtbank Limburg (Maastricht) is afgewezen. De vrouw is op 30 april 2018 in hoger beroep gekomen van deze beschikking. De man heeft op 25 juni 2018 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2019 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw heeft verzocht om een hogere kinderalimentatie van € 909,- per maand en een bijdrage in haar levensonderhoud van € 1.790,- per maand, terwijl de man heeft verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking en de verklaringen van partijen. Het hof heeft overwogen dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de huurinkomsten van onroerend goed onderdeel uitmaakten van het netto gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk. Het hof heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 481,- per maand, met een aanpassing naar € 505,- per maand per 1 januari 2018. De man heeft zijn draagkracht onderbouwd met een berekening van zijn netto besteedbaar inkomen, dat lager is dan eerder vastgesteld, en heeft aangegeven dat hij negatieve draagkracht heeft.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in haar levensonderhoud, maar heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot vaststelling van een bijdrage in haar levensonderhoud. De overige onderdelen van de beschikking zijn bekrachtigd, en het meer of anders verzochte is afgewezen.