Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
RK 19/23
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de faillietverklaring van [appellant], die eerder door de rechtbank Oost-Brabant was uitgesproken op 5 februari 2019. [Appellant] was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, en zijn advocaat had zich onttrokken. De maatschap, die het faillissement had aangevraagd, stelde dat [appellant] een opeisbare vordering had van € 52.603,06, die niet was voldaan. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van de maatschap nog steeds openstond en dat er geen misbruik van recht was, zoals door [appellant] werd aangevoerd. Het hof oordeelde dat de pluraliteit van schuldeisers en de toestand van te hebben opgehouden te betalen voldoende waren aangetoond. De curator had geen termen gezien om de vordering van de maatschap te betwisten, en de boekhouding van [appellant] was niet bijgewerkt, wat de financiële situatie onduidelijk maakte. Het hof concludeerde dat het faillissement gerechtvaardigd was en bekrachtigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.