ECLI:NL:GHSHE:2019:1521

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
200.219.769_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens hennepkwekerij

In deze zaak vorderde Woonstichting Sint Joseph de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van de woning van [betrokkene] en [geintimeerde 2] wegens de aanwezigheid van een hennepkwekerij. De huurovereenkomst was op 29 oktober 2013 gesloten. Sint Joseph had de huurders gewaarschuwd voor de gevolgen van hennepteelt in de woning. Op 21 februari 2016 ontdekte de politie een hennepkwekerij in de woning, wat leidde tot de vordering van Sint Joseph. De kantonrechter wees de vorderingen van Sint Joseph af, omdat hij oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van [betrokkene] zwaarder wogen dan de tekortkoming. Sint Joseph ging in hoger beroep, waarbij zes grieven werden ingediend. Het hof oordeelde dat de tekortkoming van [betrokkene] van zodanig gewicht was dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en oordeelde dat [betrokkene] de woning moest ontruimen binnen één maand na betekening van het arrest. Ook werd de huur van de garage ontbonden, omdat deze aan de huurovereenkomst van de woning was gekoppeld. De bewindvoerders werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.219.769/01
arrest van 23 april 2019
in de zaak van
Woonstichting Sint Joseph,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Sint Joseph,
advocaat: mr. W.J. Aardema te Heerenveen,
tegen
1.
[bewindvoerder 1] ,wonende te [woonplaats] , België,
[bewindvoerder 2], wonende te [woonplaats]
en [bewindvoerder 3], wonende te [woonplaats]
, in hun hoedanigheid van bewindvoerders over de goederen van [betrokkene] ,wonende te [woonplaats] .
geïntimeerden, hierna aan te duiden als de bewindvoerders dan wel [betrokkene] ,
advocaat: mr. T. Deckwitz te 's-Hertogenbosch,
2.
[geintimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde, hierna aan te duiden als [geintimeerde 2] ,
in hoger beroep niet verschenen,
op het bij exploten van dagvaarding van 15 mei 2017 en 19 mei 2017 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 23 februari 2017, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen Sint Joseph als eiseres en de bewindvoerders in hun hoedanigheid van bewindvoerders over de goederen van [betrokkene] , alsmede [geintimeerde 2] als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5223827)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het tussenvonnis van 20 oktober 2016.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het tegen [geintimeerde 2] verleende verstek;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de akte van Sint Joseph;
  • de antwoordakte van de bewindvoerders;
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.
Tussen Sint Joseph als verhuurder en [betrokkene] alsmede [geintimeerde 2] als huurders is op
29 oktober 2013 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning [adres 1] te [woonplaats] .
3.1.2.
In artikel 8.5 van de Algemene Voorwaarden, horend bij de huurovereenkomst is het volgende bepaald:
Als uitvloeisel van het voorgaande artikel is het huurder nadrukkelijk verboden in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te ontwikkelen die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
Aan de huurovereenkomst is voorts als bijlage een waarschuwingsbrief van Sint Joseph aan haar huurders gehecht, waarin gewezen wordt op de risico’s van de aanwezigheid van een hennepkwekerij in een woning en op het feit dat Sint Joseph streng zal optreden indien een hennepkwekerij wordt ontdekt: bij ontdekking zal onverwijld ontbinding en ontruiming worden gevorderd en de schade zal op de huurder worden verhaald.
3.1.3.
[betrokkene] heeft van Sint Joseph tevens een garage gehuurd, aan de [adres 2] te [woonplaats] . De huurovereenkomst voor de garage is aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk voor de duur van de huurovereenkomst met betrekking tot de woning.
3.1.4.
Bij beschikking van de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch d.d. 19 april 2012 is een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [betrokkene] , met benoeming van de voormelde bewindvoerders.
3.1.5.
Op 21 februari 2016 heeft de politie, eenheid Oost Brabant, in de door [betrokkene] en [geintimeerde 2] gehuurde woning een tweetal kweekruimten voor hennep aangetroffen. In het op ambtsbelofte opgemaakt rapport van de brigadier [brigadier] (productie 6 bij memorie van grieven) is onder meer het volgende vastgelegd:
Kweekruimte 1
Na het binnentreden zag ik het volgende: Op de 2e etage van de woning werd op zolder een kweektent aangetroffen. In de via het elektriciteitsnetwerk ingeschakelde kweektent stonden 2 kweekbakken. 1 kweekbak met 24 hennepstekjes, welke bruin uitgedroogd waren en 1 kweekbak met 21 hennepstekjes, die wel groen waren. In de kweektent brandde de enige aanwezige assimilatielamp. De kweektent was eveneens voorzien van mechanische ventilatie.
(…)
Kweekruimte 2
In de kruipruimte van het woonhuis was door middel van damwanden een hok gemaakt waarbinnen de grond was weggegraven en er een ruimte ontstond van circa 1.60 hoog. De kweekruimte betrof circa 2 bij 2 meter. In de kweekruimte was zowel verlichting, als lucht aan en afvoer aanwezig. Buiten de kweekruimte in de kruipruimte was het schakelbord, bewatering, luchtslangen en voeding bevestigd.
De plantenbakken in de kweekruimte waren gevuld met potgrond. In de kweekruimte hing 1 armatuur met assimilatielamp. In de kweekruimte hing tevens een droogrek, voorzien van gedroogde hennepresten afkomstig van de toppen van de hennepplant. Buiten de kweekruimte lag er een identiek droogrek, eveneens voorzien van gedroogde hennepresten afkomstig van de toppen van de hennepplant.
Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. Naast de kweekruimte, in de kruipruimte, bevond zich 1 koolstoffilter, die middels een flexibele slang op de buitenmuur bevestigd was. De luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
(…)
Eerdere oogsten
Ik, verbalisant, trof omstandigheden aan die duiden op in ieder geval een (1) of meer eerdere opbrengsten uit de exploitatie van de aangetroffen hennepkwekerij. Het is onduidelijk hoeveel oogsten exact eerder hebben plaatsgevonden.
3.1.6.
Naar aanleiding van het aantreffen van de hennepkwekerij in de woning heeft Sint Joseph [betrokkene] bij brief van 25 februari 2016 uitgenodigd de huur zelf op te zeggen teneinde een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te voorkomen.
Omdat aan deze brief geen gevolg werd gegeven heeft Sint Joseph de bewindvoerders in hun hoedanigheid van bewindvoerders over de goederen van [betrokkene] , alsmede [geintimeerde 2] gedagvaard voor de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch.
3.2.
Sint Joseph vorderde in eerste aanleg, samengevat, de ontbinding van de huurovereenkomsten met betrekking tot de woning en de garage en de ontruiming van het gehuurde, alsmede de veroordeling van de gedaagden om het gehuurde in goede en oorspronkelijke staat aan Sint Joseph op te leveren en om aan Sint Joseph een vergoeding te betalen, gelijk aan de verschuldigde huur, vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomsten tot aan de ontruiming.
3.3.
De kantonrechter heeft bij vonnis waarvan beroep, de vorderingen van Sint Joseph afgewezen. De kantonrechter overwoog daartoe, samengevat, dat weliswaar sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [betrokkene] en [geintimeerde 2] die Sint Joseph in beginsel de bevoegdheid geeft om de huurovereenkomst te doen ontbinden, maar dat hiertegenover staat dat [betrokkene] , vanwege zijn persoonlijke omstandigheden, een groot belang heeft bij het behoud van de woning terwijl van een (reële) schade en gevaarzetting als gevolg van de hennepkwekerij geen sprake is geweest, waarbij komt dat [betrokkene] geen overlast heeft veroorzaakt, dat de aangetroffen hoeveelheid hennep een bescheiden omvang had en dat Sint Joseph een verhuurder in de sociale sector is waarop [betrokkene] is aangewezen. Gelet op een en ander moet, naar het oordeel van de kantonechter, aan het woonbelang van [betrokkene] , in vergelijking met de belangen van Sint Joseph bij de ontbinding van de huurovereenkomst, een zodanig gewicht worden toegekend dat de ontbinding van de huurovereenkomst, met alle gevolgen van dien, in dit geval niet gerechtvaardigd is.
3.4.
Sint Joseph kan zich met dit oordeel van de kantonrechter niet verenigen en is in hoger beroep gekomen. Zij heeft in hoger beroep zes grieven tegen het vonnis aangevoerd en zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen, met veroordeling van de bewindvoerders in hun hoedanigheid van bewindvoerders over de goederen van [betrokkene] , alsmede [geintimeerde 2]
in de kosten van beide instanties.
3.5.
De bewindvoerders hebben de grieven van Sint Joseph bestreden. Zij hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en tot veroordeling van Sint Joseph in de proceskosten.
3.6.
Sint Joseph heeft met haar grieven het geschil tussen partijen in volle omvang aan het hof voorgelegd. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.7.
Niet in geschil is dat op 21 februari 2016 in de door [betrokkene] en (toen nog) [geintimeerde 2] bewoonde woning die zij van Sint Joseph hadden gehuurd, een hennepkwekerij was ingericht, verdeeld over twee kweekruimten en dat in een van die kweekruimten (op de tweede verdieping) in totaal 45 hennepplantjes (waarvan 24 bruin uitgedroogd) zijn aangetroffen. Terecht heeft de kantonrechter overwogen dat [betrokkene] en [geintimeerde 2] hiermee zijn tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen ingevolge de met Sint Joseph gesloten huurovereenkomst ter zake van de woning.
3.8.
In artikel 6:265 BW is bepaald dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
Ingevolge de jurisprudentie van de Hoge Raad (recent: HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810) moet de “tenzij-bepaling” aldus worden uitgelegd dat ontbinding van een overeenkomst eerst dán gerechtvaardigd is indien sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling hiervan moet gelet worden op alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de overeenkomst, de aard en ernst van de tekortkoming en het concrete belang dat de partij die tekort geschoten is, heeft bij het voortduren van de overeenkomst.
3.9.
Door de bewindvoerders is in de onderhavige procedure benadrukt dat ontbinding van de huurovereenkomst ingrijpende gevolgen voor [betrokkene] zal hebben.
Voor [geintimeerde 2] geldt dit niet: de relatie met [betrokkene] is geëindigd en zij woont niet meer in de gehuurde woning.
3.10.
Wat de persoonlijke belangen van [betrokkene] bij voortzetting van de huurovereenkomst ter zake van de woning betreft hebben de bewindvoerders meerdere verklaringen van hulpverleners overgelegd. Daaruit blijkt dat [betrokkene] kampt met (met name) psychische en financiële problemen en dat hij wordt begeleidt door een psychiatrisch verpleegkundige van Reinier van Arkel, door een maatschappelijk werker van ContourdeTwern, door een reclasseringsambtenaar van de Reclassering en door de bewindvoerders. Ook was sprake van een WSNP-traject sinds 28 januari 2015, maar gelet op de termijn van drie jaar in artikel 349a Fw mag aangenomen worden dat dit traject inmiddels is geëindigd.
De sociaal psychiatrisch verpleegkundige [de sociaal psychiatrisch verpleegkundige] stelt in zijn verklaring (productie 5 bij CvA) dat, gelet op de persoonlijkheid van [betrokkene] , huisuitzetting psychisch ernstig nadelige gevolgen voor hem kan hebben; een huisuitzetting zal enorm destabiliserend werken en zal vanuit psychiatrisch oogpunt zeer ongunstig zijn.
De maatschappelijk werker [de maatschappelijk werker] stelt in haar verklaring (productie 6 bij CvA) dat de consequentie van huurbeëindiging zal zijn dat het WSNP-traject stopt en dat [betrokkene] mogelijk zijn baan verliest. Zij vreest dat [betrokkene] praktisch, financieel en emotioneel aan de grond zal raken.
De reclasseringsambtenaar [de reclasseringsambtenaar] stelt in haar verklaring (productie7 CvA) dat het verliezen van de woning “risico verhogend zou werken binnen het toezicht”.
In hoger beroep hebben de bewindvoerders hier nog aan toegevoegd dat [betrokkene] inmiddels een (het hof begrijpt: nieuwe) vriendin heeft die zwanger was (de bevalling werd 23 maart 2018 verwacht).
3.11.
Naar het oordeel van het hof hebben de bewindvoerders met het voorgaande in voldoende mate onderbouwd dat [betrokkene] groot belang heeft bij voortzetting van de huurovereenkomst, temeer omdat het risico bestaat dat de problemen die hij thans al heeft (psychisch en financieel) zullen worden vergroot en dat de hulpverlening die erop gericht is om hem te helpen bij zijn problemen, wordt doorkruist. Daar komt bij dat het hof wel wil aannemen dat [betrokkene] voor zijn huisvesting in hoge mate zal zijn aangewezen op de sociale huursector; huurbeëindiging wegens hennepteelt zal betekenen dat hij de komende jaren niet voor een sociale huurwoning in aanmerking zal komen.
3.12.
Hier staat tegenover dat [betrokkene] uitdrukkelijk door Sint Joseph was gewaarschuwd voor de consequenties van het inrichten en exploiteren van een hennepkwekerij in zijn woning. De bewindvoerders stellen weliswaar dat bij het opzetten van de hennepkwekerij misbruik van [betrokkene] is gemaakt door “een vriend” maar enige onderbouwing hiervan ontbreekt. Bovendien was [betrokkene] in ieder geval bekend met de aanwezigheid van de hennepkwekerij in zijn woning en is hij daarvoor verantwoordelijk.
Het hof acht verder, op basis van het rapport van de politie en de overgelegde foto’s, de conclusie gerechtvaardigd dat de kwekerij was opgezet voor commerciële doeleinden en dat daartoe wijzigingen aan de woning van niet geringe omvang zijn uitgevoerd. In de kruipruimte was door uitgraving een kweekruimte gemaakt van circa 1.60 meter hoog. De kweekruimte was afgeschot met houten platen en geïsoleerd met PURschuim. Ten behoeve van de aanvoer van water en elektriciteit alsmede de aan- en afvoer van lucht in de kweekruimte waren gaten in de fundering gemaakt. Buiten de kweekruimte waren een schakelbord en een koolstoffilter aangebracht. Zowel in de kruipruimte als daarbuiten waren droogrekken aanwezig met daarop gedroogde hennepresten van de toppen van de hennepplant. Het hof volgt de conclusie van de verbalisant [brigadier] dat sprake moet zijn geweest van (een) eerdere hennepoogst(en). Dat de hennepresten op de droogrekken terecht zijn gekomen doordat ze elders zijn gebruikt zoals de bewindvoerders stellen acht het hof weinig geloofwaardig, temeer omdat die stelling op geen enkele wijze is onderbouwd. Ook de stelling van de bewindvoerders dat de kruipruimte nauwelijks uitgegraven was omdat deze bij aanvang van de huur al 1.60 meter diep was, acht het hof weinig geloofwaardig, dit in het licht van de verklaring van de medewerker [medewerker van St. Joseph] van Sint Joseph (productie 10 bij MvG) en de bij MvG overgelegde foto’s van de kruipruimte.
De kweektent op de tweede verdieping van de woning werd, gelet op de aangetroffen situatie, kennelijk gebruikt voor het opkweken van nieuwe hennepplantjes.
3.13.
Het hof hecht voorts belang aan het feit dat een medewerker van Sint Joseph heeft willen controleren of [betrokkene] de kruipruimte, na het ingrijpen van de politie, weer in de oorspronkelijke staat had teruggebracht, maar dat [betrokkene] die medewerker de toegang tot de woning heeft geweigerd, dit zonder deugdelijke reden. Dat [betrokkene] bevreesd was dat Sint Joseph op zoek was naar “spijkers op laag water” zoals de bewindvoerders stellen kan niet als een deugdelijke reden worden aangemerkt.
3.14.
In zijn algemeenheid geldt voor de aanwezigheid van een hennepkwekerij in een woonwijk dat daardoor risico’s ontstaan van schade aan de woning, van gevaar voor omwonenden, van stankoverlast, alsmede voor verloedering van de woonomgeving. Of die risico’s zich al dan niet daadwerkelijk hebben gerealiseerd is daarbij niet doorslaggevend. Sint Joseph heeft er dan ook een gerechtvaardigd belang bij om streng op te treden indien een hennepkwekerij in een van haar verhuurde woningen wordt aangetroffen.
De bewindvoerders hebben gesteld dat sprake is van ongelijkheid, omdat in andere gevallen waarbij een hennepkwekerij aanwezig was, door Sint Joseph niét is opgetreden. Voor zover de bewindvoerders hebben bedoeld te stellen dat situaties die vergelijkbaar zijn met de situatie bij [betrokkene] door Sint Joseph zijn geaccepteerd, is die stelling door Sint Joseph uitdrukkelijk en gemotiveerd bestreden en niet door de bewindvoerders onderbouwd, zodat het hof hieraan voorbij gaat.
3.15.
Het hof is op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden van oordeel dat de tekortkoming aan de zijde van [betrokkene] van zodanig gewicht is dat zijn woonbelang daarvoor moet wijken.
Wat betreft [geintimeerde 2] is, zoals overwogen, van woonbelang geen sprake meer.
Dit betekent dat, anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld, de ontbinding van de met [betrokkene] en [geintimeerde 2] gesloten huurovereenkomst toewijsbaar is. Het hof zal [betrokkene] veroordelen de woning te ontruimen en daarbij de ontruimingstermijn vaststellen op één maand na de betekening van dit arrest. Een veroordeling tot ontruiming van [geintimeerde 2] kan achterwege blijven omdat niet in geschil is dat zij de woning reeds heeft verlaten.
3.16.
De bewindvoerders hebben nog een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 8 EVRM, maar naar het oordeel van het hof staat die bepaling de toewijzing van een vordering tot ontbinding en ontruiming, niet in de weg. Dat in deze zaak sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden is door de bewindvoerders niet onderbouwd.
3.17.
Door de bewindvoerders is niet weersproken dat voor de huur van de garage geldt dat de duur gekoppeld is aan de duur van de huur van de woonruimte. Dit betekent gelet op het feit dat de (duur van de) huur van de garage gekoppeld is aan het voortbestaan van de huurovereenkomst ten aanzien van de woning dat met de ontbinding van de huurovereenkomst ter zake van de woning ook de huur van de garage eindigt. De vordering tot ontruiming van de garage is eveneens toewijsbaar.
3.18.
De bewindvoerders hebben in algemene termen bewijs van hun stellingen aangeboden. Zij hebben geen concrete feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Om die reden wordt het bewijsaanbod door het hof gepasseerd.
3.18.
De conclusie is dat de grieven van Sint Joseph slagen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de vorderingen van Sint Joseph zullen worden toegewezen op de hierna te bepalen wijze.
[betrokkene] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van beide instanties.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
opnieuw rechtdoende:
ontbindt de tussen Sint Joseph als verhuurder en [betrokkene] alsmede [geintimeerde 2] als huurders op 29 oktober 2013 gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woning [adres 1] te [woonplaats] ;
veroordeelt [betrokkene] tot ontruiming van de woning [adres 1] te [woonplaats] met de zijnen en het zijne en degenen die zijnentwege de woning gebruiken, dit uiterlijk binnen één maand na de betekening van dit arrest;
veroordeelt [betrokkene] om de gehuurde woning in goede en oorspronkelijke staat, onder ongedaanmaking van de door hem veroorzaakte schade, aan Sint Joseph op te leveren, uiterlijk op de dag van ontruiming;
veroordeelt de bewindvoerders in hun hoedanigheid van bewindvoerders over de goederen van [betrokkene] en [geintimeerde 2] om aan Sint Joseph te voldoen een vergoeding, gelijk aan de laatst verschuldigde huur per maand, voor elke maand gelegen tussen de datum van dit arrest en de dag van de ontruiming;
verklaart voor recht dat als gevolg van de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot de voormelde woning, de tussen Sint Joseph als verhuurder en [betrokkene] als huurder gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de garage [adres 2] te [woonplaats] van rechtswege eindigt en veroordeelt [betrokkene] om de garage te ontruimen met al de zijnen en het zijne, dit uiterlijk binnen één maand na de betekening van dit arrest;
veroordeelt de bewindvoerders in hun hoedanigheid van bewindvoerders over de goederen van [betrokkene] , alsmede [geintimeerde 2] in de proceskosten van beide instanties en begroot die kosten aan de zijde van Sint Joseph als volgt:
  • wat betreft de eerste aanleg op € 101,81 voor dagvaardingskosten, € 117,- voor griffierecht en op € 300,- voor salaris gemachtigde;
  • wat betreft het hoger beroep op € 184,42 voor dagvaardingskosten, € 716,- voor griffierecht en op € 1.611,- voor salaris van de advocaat, en wat betreft de nakosten op € 157,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 239,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen een maand na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart de voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, R.J.M. Cremers en A.J. Henzen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 april 2019.
griffier rolraadsheer