ECLI:NL:GHSHE:2019:1480

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
200.241.593_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewind en mentorschap met betrekking tot rechthebbende

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de benoeming van een mentor en bewindvoerder voor [rechthebbende/betrokkene]. De rechtbank Limburg had op 22 maart 2018 een beschikking gegeven waarin [belanghebbende] als bewindvoerder en [appellante] als mentor waren benoemd. Echter, bij beschikking van 20 september 2016 waren de goederen van [rechthebbende/betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1998, onder bewind gesteld, met [belanghebbende] als bewindvoerder en [appellante] als mentor. Op 1 april 2018 werden [belanghebbende] en [appellante] ontslagen en werd [Bewindvoeringen B.V.] benoemd als opvolgend bewindvoerder en mentor.

[appellante] heeft in hoger beroep verzocht om haar benoeming als mentor te handhaven en [belanghebbende] te ontslaan als bewindvoerder. [belanghebbende] heeft incidenteel appel ingesteld en verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen voor zover het betreft haar ontslag als bewindvoerder. Het hof heeft op 14 maart 2019 de mondelinge behandeling gehouden en de betrokken partijen gehoord.

Het hof oordeelt dat er voldoende gewichtige redenen zijn om [appellante] als mentor en [belanghebbende] als bewindvoerder te ontslaan, gezien de verstoorde relatie tussen hen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij [Bewindvoeringen B.V.] is benoemd als bewindvoerder en mentor, en oordeelt dat dit in het belang van [rechthebbende/betrokkene] is. De grieven van zowel [appellante] als [belanghebbende] falen, en de beschikking wordt bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 18 april 2019
Zaaknummer: 200.241.593/01
Zaaknummers eerste aanleg: 6576400 BM VERZ 18-140
6602806 MS VERZ 18-90
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. F.E.H.M. van Aken.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [rechthebbende/betrokkene] (hierna te noemen: [rechthebbende/betrokkene] ), de rechthebbende/de betrokkene,
- [belanghebbende] (hierna te noemen: [belanghebbende] ), tevens appellante in incidenteel hoger beroep, wonende te [woonplaats] , advocaat mr. J.Th.M. Diks;
- [Bewindvoeringen B.V.] Bewindvoeringen BV (hierna te noemen: [Bewindvoeringen B.V.] ), tevens verweerster in incidenteel hoger beroep, gevestigd te [vestigingsplaats] , de huidige bewindvoerder en mentor,
advocaat mr. C. Mohr.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 22 maart 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 juni 2018, heeft [appellante] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen primair dat [appellante] benoemd blijft c.q. wordt tot mentor en te ontslaan [belanghebbende] als bewindvoerder en te benoemen als opvolgend bewindvoerder [Bewind] Bewind, althans de gemeentelijke kredietbank, althans een zodanig besluit te nemen als het hof in goede justitie juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 augustus 2018, heeft [Bewindvoeringen B.V.] verzocht [appellante] in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het beroep van [appellante] in alle onderdelen ongegrond te verklaren en de beschikking van de rechtbank onverkort in stand te laten.
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 augustus 2018, heeft [belanghebbende] verzocht [appellante] in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans de verzoeken van [appellante] als onbewezen af te wijzen.
Tevens heeft [belanghebbende] hierbij incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft het ontslag van [belanghebbende] als bewindvoerder en het verzoek van [appellante] in eerste aanleg (te weten om [belanghebbende] te ontslaan als bewindvoerder) alsnog af te wijzen
.
2.3.1.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 1 oktober 2018, heeft [appellante] verzocht het incidenteel appel van [belanghebbende] af te wijzen.
2.3.2.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 1 oktober 2018, heeft [Bewindvoeringen B.V.] verzocht [belanghebbende] niet-ontvankelijk te verklaren in haar incidenteel appel dan wel dit appel in alle onderdelen ongegrond te verklaren en de beschikking van de rechtbank onverkort in stand te laten.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 maart 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [appellante] , bijgestaan door mr. Van Aken;
  • [belanghebbende] , bijgestaan door mr. C. Hokken, die waarnam voor mr. Diks;
- [Bewindvoeringen B.V.] , vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger Bewindvoeringen B.V.] , bijgestaan door mr. C. Mohr;
- [rechthebbende/betrokkene] , die werd begeleid door haar moeder [moeder van rechthebbende/betrokkene] .
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 7 maart 2018;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van [belanghebbende] d.d. 27 februari 2019.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel
3.1.
[appellante] is de grootmoeder (moederszijde) van [rechthebbende/betrokkene] . [belanghebbende] is de tante van [rechthebbende/betrokkene] .
[appellante] en [belanghebbende] zijn moeder en dochter.
[rechthebbende/betrokkene] woont bij [appellante] .
3.2.
Bij beschikking van 20 september 2016 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende/betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1998, onder bewind gesteld, met benoeming van [belanghebbende] tot bewindvoerder. Bij deze beschikking heeft de kantonrechter tevens een mentorschap ten behoeve van [rechthebbende/betrokkene] ingesteld, met benoeming van [appellante] tot mentor.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [belanghebbende] en [appellante] met ingang van
1 april 2018 ontslagen als bewindvoerder respectievelijk mentor en [Bewindvoeringen B.V.] met ingang van die datum tot opvolgend bewindvoerder en mentor benoemd.
3.4.
[appellante] en [belanghebbende] kunnen zich met deze beschikking (gedeeltelijk) niet verenigen en zij zijn hiervan in zoverre in (incidenteel) hoger beroep gekomen.
3.5.
[appellante] voert in het beroepschrift en in het verweerschrift in incidenteel appel, zoals aangevuld ter zitting - zakelijk en verkort weergegeven - het volgende aan.
Er is geen gewichtige reden om [appellante] als mentor te ontslaan. Zij voert haar taak goed uit en er bestaat in de wet een voorkeur voor een familielid als mentor. Anders dan [Bewindvoeringen B.V.] kent [appellante] de medische geschiedenis van [rechthebbende/betrokkene] . [appellante] kan daardoor zo nodig snel ingrijpen. Bovendien is [Bewindvoeringen B.V.] als mentor moeilijk bereikbaar. [appellante] krijgt op vragen van haar kant weinig respons van [Bewindvoeringen B.V.] .
[belanghebbende] is door de rechtbank terecht als bewindvoerder ontslagen vanwege de verstoorde relatie met [appellante] . [appellante] ontkent dat zij teveel zeggenschap over de financiële zaken van [rechthebbende/betrokkene] wil hebben. [appellante] heeft de voorkeur voor [Bewind] Bewind als bewindvoerder. Die heeft een prettig contact met de gezinscoach van [rechthebbende/betrokkene] .
3.6.
[belanghebbende] voert in het verweerschrift tevens houdend incidenteel appel, zoals aangevuld ter zitting - zakelijk en verkort weergegeven - het volgende aan.
[appellante] is op goede gronden als mentor ontslagen. Zij heeft haar taak als mentor niet goed uitgevoerd. [appellante] onthoudt [rechthebbende/betrokkene] het contact met [belanghebbende] (haar familie) en bemoeit zich met de financiën van [rechthebbende/betrokkene] . Ook werkt zij onvoldoende toe naar meer zelfstandigheid van [rechthebbende/betrokkene] , zoals begeleid wonen.
Er is geen sprake van een gewichtige reden om [belanghebbende] als bewindvoerder te ontslaan. Zij heeft haar taak altijd goed en zorgvuldig uitgevoerd. De enigszins verstoorde verhouding met [appellante] staat niet in de weg aan het bewindvoerderschap van [belanghebbende] , mocht [appellante] weer mentor worden. [belanghebbende] kan de meeste financiële zaken namelijk met [rechthebbende/betrokkene] zelf bespreken. [belanghebbende] wil bovendien wel degelijk met [appellante] een mediationtraject ingaan. Ten slotte zijn de kosten van een professionele bewindvoerder als [Bewindvoeringen B.V.] hoger dan die van een familiebewindvoerder als [belanghebbende] .
Er is verder geen aanleiding om [Bewindvoeringen B.V.] als bewindvoerder te vervangen door de gemeentelijke kredietbank of [Bewind] Bewind.
3.7.
[Bewindvoeringen B.V.] voert in het verweerschrift en in het verweerschrift in incidenteel appel, zoals aangevuld ter zitting - zakelijk en verkort weergegeven - het volgende aan.
[appellante] en [belanghebbende] zijn op goede gronden ontslagen: “zij kwamen er samen niet meer uit”. Benoeming van een professionele bewindvoerder als [Bewindvoeringen B.V.] is in het belang van [rechthebbende/betrokkene] . [appellante] blokkeert op dit moment het contact tussen [Bewindvoeringen B.V.] en [rechthebbende/betrokkene] . Dit is schadelijk voor [rechthebbende/betrokkene] . Momenteel heeft [Bewindvoeringen B.V.] vooral contact met [rechthebbende/betrokkene] bij de dagbesteding.
Het is verder niet in het belang van [rechthebbende/betrokkene] dat [belanghebbende] weer haar bewindvoerder wordt.
De onderlinge familieverhoudingen zullen hierdoor alleen maar slechter worden.
Voor benoeming van een andere professionele bewindvoerder zoals de gemeentelijke kredietbank bestaat geen grond.
3.8.
Het hof oordeelt als volgt.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
Ingevolge artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.8.2.
Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat sprake is van gewichtige redenen om [appellante] als mentor en [belanghebbende] als bewindvoerder te ontslaan en een neutrale (professionele) derde als zodanig te benoemen.
Het hof stelt voorop dat voor een succesvolle uitvoering van een beschermingsmaatregel noodzakelijk is dat de mentor en de bewindvoerder goed en respectvol met elkaar samenwerken en communiceren. Daaraan ontbreekt het in deze zaak. Uit het dossier blijkt - en dit wordt bevestigd door de verklaringen ter zitting van het hof - dat de verstandhouding tussen [appellante] als mentor en [belanghebbende] als bewindvoerder ernstig verstoord is geraakt. Het hof deelt niet de mening van [belanghebbende] dat slechts sprake is van een enigszins verstoorde relatie.
[rechthebbende/betrokkene] kwam steeds meer klem te zitten tussen de mentor en de bewindvoerder en het hof acht voortzetting van die situatie, te meer nu [rechthebbende/betrokkene] bij [appellante] woont, niet in het belang van het welzijn van [rechthebbende/betrokkene] . Het betoog van [appellante] dat zij beter dan [Bewindvoeringen B.V.] op de hoogte is van de medische geschiedenis van [rechthebbende/betrokkene] , leidt niet tot een ander oordeel.
Het feit dat [rechthebbende/betrokkene] bij [appellante] woont, staat er naar het oordeel van het hof eveneens aan in de weg dat in het geval van een ontslag van [appellante] als mentor [belanghebbende] bewindvoerder blijft. Door de gebrouilleerde verhoudingen acht het hof het voor [belanghebbende] niet doenlijk om de financiële belangen van [rechthebbende/betrokkene] in dat geval op een goede manier te behartigen. Het verschil in kosten tussen een professionele bewindvoerder en een familiebewindvoerder als [belanghebbende] , waarop [belanghebbende] heeft gewezen, legt naar het oordeel van het hof onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen. In het voorgaande liggen voldoende redenen om van de wettelijke voorkeur voor een familielid als bewindvoerder respectievelijk mentor af te wijken.
3.8.3.
Het hof ziet verder geen reden om [Bewindvoeringen B.V.] te ontslaan en in plaats van haar een andere professionele bewindvoerder en mentor te benoemen. Tegenover de gemotiveerde betwisting door [Bewindvoeringen B.V.] heeft [appellante] onvoldoende onderbouwd dat [Bewindvoeringen B.V.] niet goed waakt over de financiële en niet-financiële belangen van [rechthebbende/betrokkene] . Het ligt daarbij op de weg van [appellante] om een behoorlijke invulling te geven aan haar gewijzigde positie. Hoewel het hof hierover enige zorg heeft gelet op het besprokene ter zitting, heeft [Bewindvoeringen B.V.] verklaard dat zij ondanks de moeizame verstandhouding met [appellante] voldoende ruimte ziet om haar taak als bewindvoerder en mentor op een goede wijze in het belang van [rechthebbende/betrokkene] uit te oefenen.
Het hof verwacht en vertrouwt erop dat na de uitspraak van het hof in deze zaak de weerstand van [appellante] tegen de benoeming van [Bewindvoeringen B.V.] zal verminderen en dat [appellante] in het belang van [rechthebbende/betrokkene] zal meewerken aan een goede uitvoering van de beschermingsmaatregelen.
3.9.
Gelet op het voorgaande falen de grieven, zowel in het principaal als in het incidenteel hoger beroep. Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van
22 maart 2018.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.Th.L.G. Pellis, C.N.M. Antens en
H.M.A.W. Erven en is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.