In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een minderjarige, die sinds 26 maart 2019 verblijft in een gesloten jeugdzorg accommodatie. De minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], is onder toezicht gesteld door de gecertificeerde instelling (GI) en heeft een lange hulpverleningsgeschiedenis. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, welke door de minderjarige wordt betwist. In het beroepschrift verzoekt [minderjarige] om vernietiging van de beschikking van de rechtbank en afwijzing van het verzoek van de GI. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 april 2019 zijn de advocaat van [minderjarige] en de GI gehoord, maar de minderjarige zelf, zijn ouders en de Raad voor de Kinderbescherming zijn niet verschenen. Het hof overweegt dat de minderjarige, ondanks zijn ernstige gedragsproblemen en risicovol gedrag, mogelijk toe is aan een open plaatsing, maar dat de huidige gesloten machtiging noodzakelijk blijft totdat een geschikte open plek is gevonden. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, omdat de wettelijke vereisten voor de gesloten plaatsing zijn voldaan en de minderjarige nog steeds kwetsbaar is voor risico's. De beslissing van het hof is op 17 april 2019 uitgesproken in het openbaar.