In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde door de verhuurder, Stichting Stadlander, wegens herhaalde huurachterstand door de huurder, aangeduid als [appellant]. De huurovereenkomst werd op 6 juli 2015 gesloten voor een woning in [woonplaats], met een huurprijs van € 573,07 per maand. Door problemen met de uitkering van [appellant] ontstond er een huurachterstand. Stadlander vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van achterstallige huur en kosten. De kantonrechter oordeelde op 2 augustus 2017 dat de huurovereenkomst ontbonden werd en de ontruiming werd toegewezen, wat [appellant] in hoger beroep aanvecht.
In hoger beroep voerde [appellant] aan dat de ontbinding en ontruiming niet gerechtvaardigd waren, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en de pogingen die hij had gedaan om de huurachterstand op te lossen. Het hof oordeelde echter dat de herhaalde huurachterstand een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormde, waardoor Stadlander bevoegd was de overeenkomst te ontbinden. Het hof nam de persoonlijke situatie van [appellant] in overweging, maar concludeerde dat deze niet voldoende was om de ontbinding te weerleggen. De grieven van [appellant] werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellant] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.