De ouders voeren in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, het volgende aan.
In de eerste plaats zijn in de bestreden beschikking de verkeerde achternamen van de kinderen gebruikt. Reeds om die reden dient de bestreden beschikking te worden vernietigd.
Ten onrechte heeft de rechtbank een spoedmachtiging afgegeven welke machtiging ook niet althans niet naar behoren is gemotiveerd. Er is gehandeld in strijd met het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) en het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De kinderen hebben er recht op om bij hun ouders op te groeien. De kinderen zijn van hun moeder en hun vader weggerukt en een ernstigere inbreuk op het hechtingsproces kan haast niet gemaakt worden. De ouders zijn verder van mening dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten om tot een uithuisplaatsing van de kinderen te kunnen komen.
De ouders vinden dat de GI niet naar een thuisplaatsing heeft toegewerkt, en de mogelijkheden daartoe niet heeft onderzocht. Dat de GI gericht was op uithuisplaatsing in een pleeggezin waardoor er onvoldoende oog is geweest voor de situatie bij de moeder thuis en de (on)mogelijkheden daar en het de GI niet lukte om de thuiskomst van de kinderen zo op te zetten dat het daar een veilige plek was, mag niet op het bordje van de moeder geschoven worden.
De GI had meer stappen moeten zetten en een gebrek aan tijd is niet van belang ten aanzien van de beslissing over de vraag of er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen. De moeder had zich immers uitdrukkelijk bereid getoond hulp te accepteren en was alles aan het regelen voor de thuiskomst van de kinderen. Er is moeder geen of onvoldoende hulp aangeboden en de tijd om uitvoering te geven aan het inzetten van hulp aan de ouders was te kort. De moeder vulde bovendien adequaat het schema van de voedingen en luiers in en ook was er op de dag van thuiskomst voldoende netwerk aanwezig om hulp te bieden bij het verzorgen en voeden van de drieling. Wat nog niet of onvoldoende geregeld was hebben de ouders geregeld voor de volgende rechtbank zitting van 26 juli 2018.
Het is onbegrijpelijk dat de GI na enkele uren al kan constateren dat de kinderen uit huis geplaatst moeten worden.
Ten onrechte oordeelt de kinderrechter dat terugplaatsing weer een verandering voor de kinderen zou zijn hetgeen niet in hun belang is. Zij moeten nu hun moeder missen die zij in het ziekenhuis, waar zij in verband met het feit dat zij prematuur waren, langer moesten blijven, bij zich hadden en die hen daar heeft verzorgd. Dat is een veel grotere verandering.
Bovendien is de ouders in de afgelopen periode na de uithuisplaatsing geen concrete ondersteuning aangeboden, zij zijn enkel geobserveerd. Gezien het voorgaande is er geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen.
Het is de moeder verder onduidelijk waarom reeds vier dagen na de beschikking waarbij de machtiging uithuisplaatsing werd afgewezen, er wel voldoende grond aanwezig was om een machtiging uithuisplaatsing te verlenen. Daarnaast heeft de rechtbank niet gemotiveerd waarom gekomen is tot een uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden.