In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om haar minderjarige kind onder toezicht te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.B.M. Rütten, had eerder een verzoek ingediend dat was aangehouden in afwachting van een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad heeft op 17 oktober 2018 een rapport uitgebracht waarin werd geconcludeerd dat er op dat moment geen sprake was van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige, en dat de ouders in staat waren om de nodige hulpverlening te accepteren en de situatie te verbeteren.
Het hof heeft de rapportage van de Raad in overweging genomen en vastgesteld dat, hoewel er zorgen zijn over de opvoedsituatie, de ouders bereid zijn om samen te werken aan de verbetering van de situatie. De vader heeft goede afspraken gemaakt met de school en er is stabiliteit in de thuissituatie. Het hof oordeelt dat de ouders voldoende in staat zijn om de bedreigingen voor de minderjarige weg te nemen met behulp van vrijwillige hulpverlening van de gemeente Heerlen.
Daarom heeft het hof besloten om de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 18 januari 2018 te bekrachtigen, waarin het verzoek tot ondertoezichtstelling werd afgewezen. Het hof benadrukt dat, mocht de situatie veranderen of mocht de hulpverlening stagneren, er altijd een nieuw verzoek tot ondertoezichtstelling kan worden ingediend.