6.1.Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken staat tussen partijen – voor zover relevant – het navolgende vast.
Op of omstreeks 20 januari 2014 zijn tussen [de vennootschap 1] (verder te noemen: [de vennootschap 1] ) en Personnel Search onderhandelingen gestart voor de detachering van de heer [de werknemer] (verder te noemen: [de werknemer] ) bij [de vennootschap 2] (verder te noemen: [de vennootschap 2] ) via Personnel Search, vertegenwoordigd door de heer [medewerker van Personnel Search] (verder te noemen: [medewerker van Personnel Search] ). De heer [bestuurder van de vennootschap 1] (verder te noemen: [bestuurder van de vennootschap 1] ) trad op dat moment op namens [de vennootschap 1] ;
op 28 of 29 januari 2014 stelt [bestuurder van de vennootschap 1] voor de detachering te laten verlopen via Pro Service, toen nog in oprichting. [bestuurder van de vennootschap 1] trad op dat moment op als eigenaar van Pro Service. Bij dat e‑mailbericht was een voorbeeldovereenkomst gevoegd, zoals deze werd gehanteerd door [de vennootschap 1] ;
[de werknemer] is in februari 2014 begonnen met het verrichten van werkzaamheden voor [de vennootschap 2] ;
bij e-mailbericht van 2 februari 2014 doet [bestuurder van de vennootschap 1] aan [medewerker van Personnel Search] een voorstel met het oog op de omstandigheid dat [de werknemer] al op 3 februari 2014 bij [de vennootschap 2] aan het werk gaat;
bij e-mailbericht van 3 februari 2014 aan [bestuurder van de vennootschap 1] reageert [medewerker van Personnel Search] op het voorstel van [bestuurder van de vennootschap 1] ;
Personnel Search heeft op enig moment voorgesteld de overeenkomst te laten verlopen via een payroll bedrijf;
vervolgens vinden contacten plaats tussen [bestuurder van de vennootschap 1] en [medewerker van Personnel Search] over de invulling van een overeenkomst;
op 3 maart 2014 heeft Pro Service een factuur doen toekomen aan Personnel Search voor een bedrag van € 12.939,44 (inclusief btw) met betrekking tot de door [de werknemer] verrichte werkzaamheden;
Personnel Search heeft [de vennootschap 2] gefactureerd voor de door [de werknemer] gewerkte uren;
[de werknemer] is tot en met augustus 2014 bij [de vennootschap 2] gedetacheerd;
op 16 september 2014 is [de vennootschap 1] failliet verklaard op aanvraag van [de werknemer] .
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert Pro Service in eerste aanleg de veroordeling van Personnel Search en haar medegedaagde, PSIT, hoofdelijk, tot betaling van:
- een bedrag van € 12.939,44 aan hoofdsom;
- de wettelijke handelsrente, dan wel de wettelijke rente, over voornoemde hoofdsom, te berekenen vanaf de vervaldatum van de factuur, dan wel vanaf 26 juli 2016, tot de dag van de algehele voldoening;
- de vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten van een bedrag van € 1.904,42, dan wel een bedrag van € 904,39;
- de proceskosten,
alles tegen behoorlijk bewijs van kwijting en uitvoerbaar bij voorraad.
6.2.2.Aan deze vordering heeft Pro Service, kort samengevat en voor zover in dit hoger beroep relevant, het volgende ten grondslag gelegd.
Op grond van een daartoe gesloten overeenkomst heeft Pro Service de heer [de werknemer] gedetacheerd bij Personnel Search, die [de werknemer] op haar beurt weer zou uitlenen aan [de vennootschap 2] . Pro Service is met Personnel Search een vergoeding overeengekomen van € 72,50 per daadwerkelijk door [de werknemer] gewerkt uur exclusief btw. In verband hiermee heeft [de werknemer] in februari 2014 een urenadministratie bijgehouden, waaruit blijkt dat hij in de maand februari van 2014 147,5 uur heeft gewerkt ten bate van [de vennootschap 2] . Pro Service heeft op 3 maart 2014 een factuur gestuurd aan Personnel Search ten bedrage van € 12.939,44 inclusief btw. Personnel Search weigert om deze factuur te betalen. Personnel Search heeft op haar beurt de door [de werknemer] gewerkte uren in rekening gebracht van [de vennootschap 2] , die de factuur van Personnel Search heeft voldaan. Primair vordert Pro Service de nakoming van de tussen haar en Personnel Search gesloten overeenkomst. Subsidiair vordert Pro Service de betaling op grond van een ongerechtvaardigde verrijking van Personnel Search, die immers wel voor de werkzaamheden van [de werknemer] betaald heeft gekregen, maar nalaat om Pro Service daarvoor te betalen. Pro Service is hierdoor verarmd.
Voor zover Personnel Search zich op het standpunt stelt dat [de werknemer] door zijn werkgeefster, [de vennootschap 1] , ter beschikking is gesteld, merkt Pro Service op dat [de vennootschap 1] , failliet is verklaard en dat zij met de curator van [de vennootschap 1] een regeling heeft getroffen op grond waarvan eventueel bestaande aanspraken op betaling van [de vennootschap 1] aan haar zijn gecedeerd.
6.2.3.Personnel Search en PSIT hebben tegen de vorderingen van Pro Service het navolgende tot verweer aangevoerd:
I. Pro Service is niet-ontvankelijk, omdat zij in de inleidende dagvaarding het verweer van Personnel Search te summier en onvolledig heeft weergegeven;
II. tussen haar en Pro Service is geen volmaakte overeenkomst tot stand gekomen;
III. van ongerechtvaardigde verrijking is geen sprake, omdat Pro Service niet is verarmd en omdat er geen enkele rechtsverhouding heeft bestaan op grond waarvan Pro Service enig recht toekomt om enige betaling ten behoeve van door [de werknemer] verrichte werkzaamheden te incasseren;
IV. van een cessie van een vordering van [de vennootschap 1] aan Pro Service is niets gebleken; Personnel Search heeft nooit een akte van cessie ontvangen.
V. tussen Personnel Search en [de vennootschap 1] is ook geen overeenkomst tot stand gekomen;
VI. Personnel Search en PSIT kunnen niet met elkaar vereenzelvigd worden.
6.2.4.Nadat een comparitie van partijen was gelast en op 25 januari 2017 was gehouden, heeft de kantonrechter in zijn vonnis van 8 maart 2017 het beroep op niet-ontvankelijkheid (verweer I.) verworpen. Voorts heeft de kantonrechter geoordeeld dat Pro Service onvoldoende heeft onderbouwd dat Personnel Search en PSIT met elkaar vereenzelvigd kunnen worden en heeft hij de vorderingen van Pro Service niet toewijsbaar geoordeeld voor zover zij tegen PSIT waren gericht.
In het dictum van het vonnis is Pro Service toegelaten tot het leveren van bewijs dat zij met [de vennootschap 1] was overeengekomen dat zij [de werknemer] in februari 2014 mocht detacheren, dat een eventuele vordering van de curator in het faillissement van [de vennootschap 1] , volledig en op een geldige wijze, aan haar was gecedeerd en dat de overeenkomst die als productie 2 bij dagvaarding was overgelegd was bijgevoegd bij het e-mailbericht zijdens PS van 31 januari 2014. Hij heeft Personnel Search opgedragen om te bewijzen, dat zij de factuur aan [de vennootschap 2] duurzaam had gecrediteerd.
6.2.5.In het vonnis van 20 september 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld dat Pro Service er niet in was geslaagd om te bewijzen dat tussen [de vennootschap 1] en haar, Pro Service, een overeenkomst was gesloten die inhield dat zij [de werknemer] gedetacheerd kreeg van [de vennootschap 1] en hem vervolgens mocht detacheren bij andere bedrijven. Voorts heeft de kantonrechter geoordeeld dat dan niet relevant is of tussen Pro Service en Personnel Search een dergelijke overeenkomst was gesloten, omdat Pro Service niet bevoegd was om een dergelijke overeenkomst te sluiten. Als Pro Service niet bevoegd was om [de werknemer] te detacheren, kan zij volgens de kantonrechter ook niet verarmd zijn. Wel oordeelt de kantonrechter in dit vonnis de vraag van belang of een vordering van [de vennootschap 1] is gecedeerd aan Pro Service. Naar aanleiding van een op dit punt nog door Personnel Search gevoerd verweer is de zaak naar de rol verwezen om Pro Service de gelegenheid te bieden om op dat – nieuwe – verweer te reageren.
6.2.6.In het eindvonnis van 11 april 2018 is de kantonrechter teruggekomen op zijn eerdere oordeel met betrekking tot het bestaan van een overeenkomst tussen [de vennootschap 1] en Pro Service. De kantonrechter oordeelt, anders dan in het eerdere vonnis van 20 september 2017, dat Pro Service wel is geslaagd in het bewijs van het bestaan van een overeenkomst tussen haar en [de vennootschap 1] Voorts heeft de kantonrechter geoordeeld dat uit het feitelijk handelen van PS volgt dat er vanaf 3 februari 2014 tot 1 april 2014 een overeenkomst heeft bestaan tussen Pro Service en Personnel Search en dat Personnel Search het gevorderde factuurbedrag verschuldigd is geworden. Op die grond heeft de kantonrechter de gevorderde hoofdsom ad € 12.939,44 toegewezen. Van het gevorderde bedrag wegens buitengerechtelijke incassokosten heeft de kantonrechter een deel, groot € 904,39 toegewezen. Voorts heeft de kantonrechter de gevorderde wettelijke handelsrente toegewezen en Personnel Search veroordeeld in de kosten van het geding.
De vorderingen tegen de medegedaagde van Personnel Search zijn in dit eindvonnis afgewezen en Pro Service is veroordeeld in de kosten van het geding, voor zover aan de zijde van de medegedaagde gevallen.