Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/246805/KG ZA 18-102)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 23 juli 2018, betekend aan het parket van de officier van justitie bij de rechtbank Limburg te Maastricht, met productie 1;
- de rolbeslissing van 6 november 2018, waarin is bepaald dat Re Used Materials B.V. [geïntimeerde] dient op te roepen overeenkomstig het bepaalde in art. 50 Rv.;
- de akte van [appellante] van 4 december 2018 met een afschrift van het herstelexploot van 26 november 2018, betekend aan het kantoor van de bestuurder, met producties;
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
- de memorie van grieven met productie 2;
- een H-16 formulier van [appellante] met als bijlagen een brief van haar advocaat van 8 maart 2019 aan de griffie van het hof, een aanvullende productie 3 en een kopie van de dagvaarding in eerste aanleg van 17 mei 2018 met een productie;
- een H-16 formulier van [appellante] met dezelfde bijlagen als bij haar vorige H-16 formulier, een kopie van de dagvaarding in eerste aanleg van 8 juni 2018 met een productie, en de aanvullende producties 4 en 5;
- een H-16 formulier van [appellante] met als bijlage pleitaantekeningen;
- het pleidooi, waarbij de advocaat van [appellante] voornoemde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en de bij H-16 formulieren toegezonden producties bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
“
Tot op heden hebben wij voor onze werkzaamheden verricht in 2016/2017 geen betalingen mogen ontvangen nog enige schriftelijke reactie.Na herhaaldelijke gesprekken is besloten dat de rekeningen betaald zouden worden. Daarin is verzuimd. Rest mij [geïntimeerde] bv te sommeren de totale rekening (…) binnen 5 dagen te betalen (…)”.
3.2.4. In het beroepen vonnis van 23 juli 2018 is verstek verleend tegen [geïntimeerde] en is de vordering van Re Used Materials B.V. afgewezen. Ook is het verzoek om de naam van eiseres te wijzigen van Re Used Materials B.V. in [de vennootschap 1] afgewezen.
Uit het in hoger beroep overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [de vennootschap 1] handelt onder de naam Re Use Materials. Dit komt overeen met de in de aanmaning van 13 september 2017 aan [geïntimeerde] vermelde namen van [de vennootschap 1] , handelend onder de naam Re Use Materials. [appellante] moet derhalve vanaf het begin af aan worden beschouwd als materiële procespartij en Re Used Materials B.V. kon in werkelijkheid niet anders zijn dan een aanduiding van dezelfde materiële partij.