Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/240967/ HA ZA 17-517)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de rolbeslissing van 10 juli 2018;
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
- de memorie van grieven met producties.
3.De beoordeling
- de woning en de daaraan verbonden hypotheekschuld (grief I);
- het spaargeld (grief II).
hofstelt vast dat het in hoger beroep nog slechts gaat om de verdeling van de woning en het gezamenlijk spaargeld. Hierop hebben de twee grieven betrekking. De bij de rechtbank ingestelde vorderingen sub 3 tot en met 9 zijn in hoger beroep niet meer aan de orde.
hofvoorop dat tussen partijen geen gemeenschap van goederen bestond. Partijen hebben in hun huwelijkse voorwaarden het bestaan van iedere vermogensrechtelijke gemeenschap uitgesloten. Tussen partijen zijn gedurende hun huwelijk wel een aantal eenvoudige gemeenschappen ontstaan. Op grond van de gedingstukken stelt het hof vast dat het in hoger beroep om een tweetal eenvoudige gemeenschappen gaat. Allereerst bestaat door de gemeenschappelijke eigendom van de woning tussen partijen een dergelijke eenvoudige gemeenschap. Ook de spaarrekening bij [bank] Bank (Ideaalsparen met rekeningnummer [rekeningnummer 2] moet, nu die rekening op beider naam is gesteld en blijkens het rekeningoverzicht d.d. 25 januari 2015 door beide partijen is gevoed) als een eenvoudige gemeenschap worden beschouwd.
hofoverweegt als volgt.
- de vordering van [appellante] om nu te komen tot een verdeling van de eenvoudige gemeenschap;
- de prijs waartegen de woning aan [appellante] zou moeten worden toegedeeld;
- de vordering tot reële executie (art. 3:300 BW).
onder de verplichting om deze schuld(hof: de hypothecaire schuld)
over te sluiten zodat [geïntimeerde] uit zijn hoofdelijke verplichtingen wordt ontslagen(onderstreping hof). Slechts indien zij in die verplichting slaagt kan derhalve pas de woning aan haar worden toegedeeld en de levering worden geëffectueerd.
hofstelt bij de beoordeling van de grief dat (ook) de spaarrekening bij [bank] Bank (rekeningnummer [rekeningnummer 2] ) een eenvoudige gemeenschap vormt waarin [appellante] en [geïntimeerde] de deelgenoten zijn. [appellante] vordert thans verdeling van het saldo van deze rekening. De peildatum die voor de verdeling van het saldo moet worden gehanteerd is de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding (27 november 2014).
4.De uitspraak
- dit arrest dezelfde kracht heeft als de rechtshandeling welke [geïntimeerde] dient te verrichten teneinde zijn aandeel in de woning te leveren aan [appellante] onder de hierboven gestelde voorwaarde;
- dit arrest in de plaats treedt van dat deel van de akte waarin [geïntimeerde] verklaart de woning te leveren aan [appellante] onder de hierboven gestelde voorwaarde;
- € 16.871,60 voor zijn aandeel in de onderwaarde van de woning;
- € 7.119,61 vanwege door hem opgenomen spaargelden;