ECLI:NL:GHSHE:2019:1250
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag ouders over minderjarigen na ernstige bedreiging in ontwikkeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De moeder, appellante, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 oktober 2018 aangevochten, waarin het gezag over de kinderen was beëindigd en de GI tot voogd was benoemd. De moeder voerde aan dat zij in staat was om voor de kinderen te zorgen en dat er geen ontwikkelingsbedreiging was. De vader, die ook betrokken was, had inmiddels stappen gezet in zijn ontwikkeling en stond achter de plaatsing van de kinderen in een pleeggezin.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd door de onveilige en onrustige thuissituatie, die gekenmerkt werd door fysiek en emotioneel geweld. De moeder had onvoldoende inzicht in de gevolgen van haar gedrag en de situatie voor de kinderen en had niet de nodige stappen ondernomen om de situatie te verbeteren. De GI had een traject ingezet om de moeder de kans te geven om te laten zien dat zij de kinderen weer kon verzorgen, maar de moeder had hieraan onvoldoende medewerking verleend.
Het hof concludeerde dat het gezag van de ouders terecht was beëindigd, gezien de ernstige problematiek van de kinderen en het belang van stabiliteit en rust voor hun ontwikkeling. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof verzocht de griffier om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Oost-Brabant voor het centraal gezagsregister.