ECLI:NL:GHSHE:2019:1187

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
200.235.723_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewindvoering en ontslag van de bewindvoerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader van de rechthebbende, die onder bewind is gesteld. De vader verzoekt het hof om de huidige bewindvoerder te ontslaan en zichzelf als nieuwe bewindvoerder aan te stellen. De vader stelt dat hij beter in staat is om de belangen van zijn dochter te behartigen, omdat hij als vader dichter bij haar staat en zij een verstandelijke beperking heeft. De huidige bewindvoerder, mr. [de bewindvoerder], heeft verweer gevoerd en verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep. Tijdens de mondelinge behandeling is de vader bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.H.J.M. van Heugten, en een tolk. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere uitspraken en de argumenten van beide partijen. De vader heeft aangevoerd dat de huidige bewindvoerder niet in staat is om goed te communiceren met de rechthebbende, terwijl hij zelf kosteloos als bewindvoerder zou kunnen optreden. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen gewichtige redenen zijn om de huidige bewindvoerder te ontslaan. De bewindvoerder voert zijn taken naar behoren uit en de rechthebbende is schuldenvrij. Het hof concludeert dat de vader niet voldoende in staat is om de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende te behartigen, mede vanwege zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal en de noodzaak van begeleiding. De beschikking van de rechtbank Limburg wordt bekrachtigd, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 28 maart 2019
Zaaknummer: 200.235.723/01
Zaaknummers eerste aanleg: 6320562 BM VERZ 17-5106
6320567 MS VERZ 17-1012
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.H.J.M. van Heugten.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de rechthebbende] (hierna te noemen: de rechthebbende);
- mr. [de bewindvoerder] (hierna te noemen: de bewindvoerder), advocaat mr. M.A.W. Graus.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 18 januari 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 maart 2018, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen, althans een zodanige uitspraak te doen als het hof redelijk acht, kosten rechtens. Ter zitting van het hof heeft de advocaat van de vader toegelicht dat de vader met zijn hoger beroep beoogt dat de huidige bewindvoerder van de rechthebbende wordt ontslagen en de vader tot opvolgend bewindvoerder wordt benoemd, met instandhouding van de beslissing van de rechtbank ten aanzien van het mentoraat.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 mei 2018, heeft de bewindvoerder verzocht de vader in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het beroep van de vader in alle onderdelen ongegrond te verklaren en de beschikking waarvan beroep in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 februari 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Van Heugten en door de tolk in de Arabische taal
E.A. Belarbi;
- de advocaat van de bewindvoerder.
Bijzondere toestemming om de zitting bij te wonen is verleend aan de heer [begeleider en hulpverlener] , begeleider en hulpverlener van de vader.
2.3.1.
De rechthebbende is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 10 januari 2018.

3.De beoordeling

3.1.
Appellant is de vader van de rechthebbende die meerderjarig is en een verstandelijke beperking heeft. De rechthebbende woont bij haar ouders thuis.
3.2.
Bij beschikking van 24 februari 2017 zijn onder bewind gesteld de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende. De betreffende beschikking bevindt zich niet bij de aan het hof overgelegde stukken.
De huidige bewindvoerder van de rechthebbende is mr. [de bewindvoerder]
3.3.
De vader heeft bij inleidend verzoekschrift van 14 september 2017 de rechtbank verzocht - voor zover in hoger beroep aan de orde - de huidige bewindvoerder te ontslaan en hem, de vader, tot bewindvoerder te benoemen.
De huidige bewindvoerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, het verzoek van de vader afgewezen.
3.5.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
Hij is als vader, die als zodanig en als hoofd van het gezin dicht bij de rechthebbende staat, voldoende in staat om haar zakelijke en financiële belangen naar behoren te behartigen. De rechthebbende is verstandelijk beperkt, beheerst de Nederlandse taal niet en communiceert op haar eigen niveau. De huidige bewindvoerder is hierdoor niet in staat om met de rechthebbende te communiceren.
De verwijten die de bewindvoerder aan de vader heeft gemaakt over zijn financiële handel en wandel zijn onjuist of berusten op een misverstand. Ook het destijds aanvragen van het bewind berust op een misverstand. De vader heeft nooit begrepen dat hij door de onderbewindstelling van zijn dochter alle zakelijke en financiële bevoegdheden ten aanzien van deze dochter zou kwijtraken. Daarbij speelt ook nog een cultureel aspect: de vader voelt zich door de benoeming van een ander als bewindvoerder aangetast in zijn positie als vader.
Verder is belangrijk dat de vader zijn werkzaamheden als bewindvoerder - in tegenstelling tot wat thans het geval is - kosteloos zal uitvoeren. De vader is enigszins beperkt in zijn kennis van de Nederlandse taal, maar dit staat er niet aan in de weg dat hij - eventueel met hulp van familieleden - als bewindvoerder van de rechthebbende kan fungeren.
Met klem weerspreekt de vader de gerede twijfel die de kantonrechter in de bestreden beschikking heeft uitgesproken over de vraag of de vader met zijn verzoek alleen het financieel belang van rechthebbende voor ogen heeft of ook zijn eigen belang wil dienen.
Ten slotte beroept de vader zich op de in de wet en in de toepasselijke richtlijnen neergelegde wettelijke voorkeur voor benoeming van een familielid tot bewindvoerder.
3.7.
De bewindvoerder heeft het betoog van de vader gemotiveerd weersproken.
3.8.
Het hof komt tot het volgende oordeel.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de rechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.8.2.
Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van een gewichtige reden om de huidige bewindvoerder te ontslaan. Gesteld noch gebleken is dat de bewindvoerder zijn taken als bewindvoerder ten behoeve van de rechthebbende niet goed en zorgvuldig uitvoert. De rechthebbende is inmiddels schuldenvrij en er wordt maandelijks voor haar gespaard. De vader heeft weliswaar gesteld dat de bewindvoerder in het geheel niet kan communiceren met de rechthebbende, maar het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat deze communicatieproblemen, zo al bestaand, zodanig ernstig zijn dat zij aan een behoorlijke uitvoering van de onderbewindstelling in de weg staan.
Het hof acht verder onvoldoende aannemelijk dat de vader in staat is om de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende naar behoren te behartigen. Uit de stukken en de mondelinge behandeling is immers gebleken dat de vader de Nederlandse taal in woord en geschrift onvoldoende beheerst om op een goede manier zelfstandig het bewind uit te voeren ten behoeve van de rechthebbende. Voorts is gebleken dat de vader zelf ook structureel begeleiding en hulp behoeft en deze ook verkrijgt van de sociale dienst en van de heer [begeleider en hulpverlener] . Gelet hierop heeft het hof niet de overtuiging dat de vader voldoende capaciteiten bezit om als bewindvoerder te fungeren.
In het voorgaande liggen derhalve voldoende redenen om van de wettelijke voorkeur af te wijken.
3.9.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van
18 januari 2018, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.Th.L.G. Pellis, J.C.E. Ackermans-Wijn en
H.J.M. van Arkel-van Gasselt en is in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.